Inhoudelijke inleiding
Dit sutta gaat over het belang van een leraar voor het voortbestaan van zijn leer na zijn dood. De Boeddha maakt zich weinig zorgen over zijn leer, omdat deze goed verkondigd is en zijn leerlingen goed geïnstrueerd zijn.
De Boeddha verblijft in het land der Sakya’s, zijn geboortestreek. In die tijd was de leider van de sekte der Jains, Nigaṇṭha Nātaputta, beter bekend als Mahāvīra, pas overleden. Bij zijn dood waren de Jains verdeeld geraakt in twee partijen die met elkaar twistten over de juiste leer. De novice Cunda komt naar Ānanda toe en vertelt hem over de dood van Mahāvīra en de gebeurtenissen die daarop volgden. Vervolgens gaan de twee naar de Boeddha en vertelt Ānanda hem wat hij van Cunda gehoord heeft. De Boeddha merkt op dat Mahāvīra niet ontwaakt was, zijn leer niet tot vrede leidt en dat het na zijn dood daarom wel zo moest gaan.
Hij bespreekt nu een aantal mogelijkheden die zich voordoen, wanneer een leraar al dan niet ontwaakt is en zijn leerlingen al dan niet volgens zijn leer leven. In sommige gevallen is de dood van de leraar een droevige zaak, in andere niet. Als de leraar oud en ervaren is, hij monniken en nonnen heeft van diverse anciënniteit met daarnaast vele lekenvolgelingen en de leer goed verkondigd is, dan is de dood van de leraar geen enkel probleem. Dit is bij hem zelf het geval.
Om de hoge kwaliteit van de Saṅgha te behouden moeten de monniken vaak bij elkaar komen en de essentiële leerstellingen reciteren. Wanneer een monnik een verkeerde voorstelling van de leer geeft, dan moet hij minzaam gecorrigeerd worden.
De Boeddha zegt dat hij de leer verkondigt om de vergiften af te weren. Daartoe moet men een eenvoudig leven leiden. Asceten van andere richtingen beweren vaak dat de leerlingen van de Boeddha een plezierig leven leiden. Maar een plezierig leven doordat men de vier jhåna’s beoefent, is niet afkeurenswaardig. Dit leidt tot ontwaken en nirvana.
In tegenstelling tot wat sommige asceten beweren staat de leer van de Boeddha stevig overeind: degenen die hem volledig gerealiseerd hebben, zijn niet meer in staat tot enig immoreel gedrag. Sommigen hebben het bezwaar tegen de Boeddha dat hij de toekomst niet kan voorspellen. Maar ook dat is onjuist: hij weet dat hij niet meer wedergeboren zal worden. Anderen kunnen vragen stellen over het lot van een Voleindigde na de dood. Maar hun moet gezegd worden dat het geen zin heeft om zich aan dergelijke speculaties over te geven, omdat deze niet tot ontwaken, tot nirvana leiden. Als men vraagt, wat de Boeddha dan wel leert, dan moet men antwoorden: de Vier Edele Waarheden, omdat die wel leiden tot ontwaken en nirvana. Evenmin heeft het zin te speculeren over het begin der dingen of over de aard van het zelf. Om aan al deze visies een einde te maken beveelt hij het cultiveren van aandacht aan.
Kortom: na de dood van de Boeddha zullen er geen twisten uitbreken onder zijn leerlingen, omdat hij alleen dingen geleerd heeft die tot bevrijding en verlossing leiden en zich niet overgegeven heeft aan onnodige en onverifieerbare speculaties.
Getallen en andere vermeldingen in dit sutta
De aanduiding voor dit sutta is: DN 29, ofwel de 29ste sutta van de Digha Nikaya, de verzameling van lange leerredes. In de tekst vallen verder de volgende nummeraanduidingen op:
[127] dit betekent, dat hier pagina 127 begint van de PTS-editie: de editie van de Pali Text Society, die gebruikt is voor de vertaling. Zo kan iemand die de Pali brontekst wil onderzoeken snel de juiste pagina vinden.
17. dit betekent dat hier paragraaf 17 begint, opnieuw van de PTS-editie, een nog preciezere aanduiding dus in de brontekst.
In de papieren editie, op pagina 622, is er nog een aanduiding terug te vinden: Bovenaan de pagina staat ook nog de nummering iii, 126. De Digha Nikaya telt namelijk drie boeken (in de Nederlandse vertaling zijn die samengevoegd tot één boek). iii 126 betekent dat de eerste regel van deze pagina terug te vinden is in boek drie, pagina 126
Tenslotte staat er nog [als volgt] in de tekst. Woorden die in de vertaling tussen blokhaken staan, zijn door de vertaler toegevoegd om de tekst leesbaar te maken. Soms worden er in de Pali-brontekst woorden weggelaten, waardoor de tekst in het Nederlands niet goed meer te begrijpen is.
Hieronder volgt een klein deel van dit sutta, naar aanleiding van het artikel ‘Het lezen van de sutta’s’
16. …Maar indien iemand terecht zou willen opmerken: [127] “Ziende ziet men niet”, dan zou hij dat over dit heilige leven moeten zeggen. En wat betekent het in dit geval? Men ziet dat het zo in alle opzichten perfect is, in alle opzichten volledig, er niets aan ontbreekt, er niets teveel aan is, het goed uiteengezet is, het een geheel vervuld en goed verkondigd heilig leven is. Men ziet niet wat eruit weggelaten zou kunnen worden, zodat het zuiverder zou zijn en men ziet niet wat eraan toegevoegd zou kunnen worden, zodat het vollediger zou zijn. Dit is de betekenis van “ziende ziet men niet”.
17. Daarom, Cunda, de leringen die door mij aan jullie onderwezen zijn, nadat ik tot inzicht gekomen was, komt daarvoor allen tezamen en reciteert ze in overeenstemming met de betekenis en in overeenstemming met de tekst en twist er niet over, zodat dit heilige leven duurzaam is, lange tijd blijft bestaan en het tot welzijn van veel mensen, tot geluk van veel mensen strekt, uit mededogen met de wereld, tot voorspoed, welzijn en geluk van goden en mensen. En welke leringen moeten door jullie gereciteerd worden? Het zijn de vier vormen van het cultiveren van de aandacht, de vier vormen van juiste inspanning, de vier grondslagen van magische kracht, de vijf geestelijke vermogens, de vijf krachten, de zeven [128] factoren van het ontwaken en het Edele Achtvoudige Pad. Dit zijn de leringen die door jullie gereciteerd moeten worden.
18. En, Cunda, wanneer jullie zo verzameld zijn in harmonie en zonder twistgesprekken te voeren, dan moeten jullie je [als volgt] oefenen. Laat een medebeoefenaar van het heilige leven in de Saṅgha over de Dhamma spreken; indien jullie daarbij denken: “Deze eerwaarde vat de betekenis verkeerd op en geeft de tekst verkeerd weer”, dan moeten jullie hem geen vreugde betonen, maar hem ook niet beschimpen. Jullie moeten als volgt tegen hem spreken: “Welke tekst past beter bij wat je bedoelt te zeggen, deze of die?” En: “Welke betekenis past beter bij deze tekst, deze of die?” Indien hij dan zou zeggen: “Bij wat ik bedoel te zeggen past deze tekst beter”, terwijl het die andere is, en “bij deze tekst past deze betekenis beter”, terwijl het die andere is, dan moeten jullie hem noch prijzen noch gispen. In plaats daarvan moeten jullie hem grondig en met zorgvuldige aandacht op de hoogte brengen van de juiste betekenis en de juiste tekst.