In het boek van de tientallen (Anguttara-Nikaya deel 5), in sutta nr. 10.177, geeft de Boeddha een mooie uiteenzetting over schenken. Een brahmaan twijfelt over het nut van de rituelen die hij uitvoert, en vraagt de Boeddha of die hem zekerheid kan bieden. De wijze waarop de Boeddha uitleg geeft, zorgt ervoor dat enerzijds de brahmaan niet het gevoel heeft zijn hele leven volstrekt nutteloze rituelen uit te hebben uitgevoerd, maar hij geeft de brahmaan ook alternatieve mogelijkheden.
De brahmaan Janussoni vraagt de Boeddha dit: ‘Heer Gotama, wij brahmanen geven giften en voeren de herdenkingsriten voor de doden uit, steeds met de gedachte: “Laat deze gift ten goede komen aan onze overleden familieleden en bloedverwanten. Laten onze overleden familieleden en verwanten deze gift genieten”. Komt die gift, heer Gotama, werkelijk ten goede aan onze overleden familieleden en bloedverwanten?’
De Boeddha begint uit te leggen dat als iemand in de hel terecht komt, of als dier herboren wordt, een offergave geen nut heeft. Ook als iemand in een hemelrijk of opnieuw in de mensenwereld herboren wordt, heeft de offergave geen nut. Alleen als iemand als hongerige geest herboren wordt, kan hij profijt hebben van een offergave. Janussoni merkt dan verslagen op dat als een bewust familielid niet als hongerige geest herboren wordt, al zijn offergaven en rituelen voor niets zijn geweest! De Boeddha stelt hem gauw gerust: van iedereen die ooit familie van je is geweest zijn er zeker genoeg die op dit moment in het rijk van de hongerige geesten verblijven, en die hebben dan wel nut van je offer! Dan blijkt, dat het offer van de brahmaan echt heel gericht was, het is hem er blijkbaar niet om gedaan om zomaar te geven, hij geeft heel speciaal voor iemand die hem na aan het hart ligt. En de Boeddha vertelt hem nu dat de kans dat dat offer die persoon ten goede komt, behoorlijk klein is…
Om Janussoni een hart onder de riem te steken, geeft de Boeddha nu een uitleg die wellicht voor de gemiddelde Nederlander van nu weinig betekenisvol is. Hij legt namelijk aan Janussoni uit, dat als je schenkt aan asceten of brahmanen, dit ervoor zal zorgen dat je in een volgend leven voordeel daarvan hebt. Ben je niet zo’n goed mens, en je wordt herboren als bv. olifant, dan word je wel herboren als een gelukkige olifant die heel erg goed behandeld wordt en goed te eten krijgt. En als je wel een goed mens bent en daardoor herboren wordt als mens of godheid, dan zorgt de gift ervoor dat je in een extreem goede positie terecht komt. Voor wie wedergeboorte moeilijk letterlijk te accepteren is, kan dit verhaal zeker ook figuurlijk begrepen worden: als je iets geeft, brengt dat een positieve verandering in jezelf teweeg, waardoor je voor jezelf een positievere toekomst genereert.
Een van de leuke bijkomstigheden in dit sutta is dat de Boeddha niet alleen hoop geeft aan heilige boontjes maar ook aan normale mensen die elke dag fouten maken: zelf als je elk voorschrift aan je laars lapt maar wel vrijgevig bent, levert het je alsnog voordeel op in de toekomst. Diezelfde inclusiviteit vind je ook terug in sutta 10.91. Daar gaat het over ‘genieters van zintuiglijke genoegens’, vrij vertaald bourgondiërs of levensgenieters. Levensgenieters worden in dit sutta in tien categoriën verdeeld, lopend van mensen die hun rijkdom op onwettige wijze met geweld hebben verkregen en er niet eens zelf van genieten, tot mensen die hun rijkdom op wettige wijze zonder geweld hebben verkregen en er iedereen van laten delen en er ook nog eens niet aan gehecht zijn.
Hierbij zijn er drie categoriën die wellicht verrassend worden beoordeeld. De eerste is degene die met geweld en op onwettige wijze zijn rijkdom zoekt. Als deze geniet van zijn rijkdom, en met anderen deelt en verdienstelijke daden verricht, dan kan hij op 1 punt worden bekritiseerd en op 2 punten worden geprezen. Het ene punt waarop hij kan worden bekritiseerd is de wijze waarop hij aan zijn rijkdom is gekomen. Maar de 2 punten waarom hij kan worden geprezen zijn het feit dat hij zelf van zijn rijkdom geniet en er anderen in mee laat delen.
De tweede categorie die wellicht verrast is degene die op wettige wijze zijn rijkdom zoekt, maar er niets leuks mee doet. Hij kan dan op 1 punt worden geprezen, namelijk dat hij zijn rijkdom op wettige wijze zonder geweld heeft verzameld, maar hij kan op twee punten worden bekritiseerd: hij geniet er zelf niet van, en hij laat er anderen niet van meegenieten. De derde bijzondere categorie is degene die op wettige wijze, zonder geweld, zijn rijkdom heeft verkregen, er zelf van geniet en anderen laat meegenieten. Deze persoon is nog altijd op 1 punt te bekritiseren, als hij gehecht is aan zijn rijkdom!
Deze twee sutta’s geven samen een frisse blik op de ideale boeddhistische leek. Ten eerste: geven is echt altijd goed! En ten tweede: als je rijk bent, is het een goede zaak er van te genieten. Zolang je maar beseft dat het tijdelijk is en je er niet aan hecht, en iedereen om je heen ervan laat meegenieten.