Praktiserende boeddhisten vragen zich soms af waarom mensen zich op wetenschappelijk gebied willen bezighouden met het boeddhisme. Te veel theorie, te veel wetenschap kan alleen maar contraproductief werken als men serieus probeert de Verlichting te bereiken. Verstand en rede zijn niet de werktuigen die iemand tot Ontwaken brengen.
Deze gedachte is niet beperkt tot boeddhistische kringen: een hoogleraar theologie waarschuwde vroeger zijn studenten zelfs met de onheilspellende boodschap: ‘Theologie studeren is de beste manier om van je geloof te vallen.’ Daar staat tegenover dat toen het boeddhisme naar China kwam, een geleerde ooit zijn collega’s waarschuwde: Pas op dat je je niet teveel verdiept in het boeddhisme, want dit zou ertoe kunnen leiden dat je je tot het boeddhisme bekeert.
Mensen die zich bezighouden met het boeddhisme zijn dus grofweg in te delen in twee categorieën: onderzoekers en praktiserende boeddhisten. Natuurlijk overlappen deze categorieën elkaar geregeld: Bhikkhu Analayo is een heel bekende wetenschappelijk onderzoeker, en vele andere wetenschappers zijn weliswaar geen monnik of non, maar wel boeddhist. De niet-boeddhistische onderzoekers zijn weer in te delen in twee categorieën: zij die volledig afstandelijk op koele wijze onderzoek doen, en zij die, hoewel zelf geen boeddhist, aanvoelen waarom iemand boeddhist is. Steven Collins behoorde tot deze laatste categorie.
Niet zelf
Steven Collins promoveerde in 1979 aan de universiteit van Oxford op een dissertatie getiteld : ‘Personal Continuity in Theravada Buddhism’. In 1990 werd het boek ‘Selfless Persons’ uitgegeven, dat voortborduurde op het onderzoek waarmee hij begonnen was tijdens zijn promotie. Dit boek legt op heldere wijze uit hoe iemand tegelijkertijd geen zelf kan hebben, en toch een buitengewoon krachtige persoonlijkheid kan zijn. Het is zeker geen boek om lekker even te lezen ter ontspanning. De taal is buitengewoon academisch en vol specifiek Engels boeddhistisch jargon. Het is ook niet vertaald in het het Nederlands. Toch wordt iemand die zich echt in het onderwerp interesseert en bereid is gewapend met een woordenboek vele uren te steken in het doorgronden van dit boek, beloond met een dieper begrip van het niet-zelf.
Behalve over dit onderwerp schreef Steven Collins ook een grammaticale gids voor het leren van Pali, twee boeken over het nirvana, en veel artikelen voor gespecialiseerde wetenschappelijke tijdschriften. In de kleine wereld van het academische boeddhisme was hij zeer bekend, hij sprak op symposia over de hele wereld. In 2014 sprak hij in Leiden op de conferentie ‘Buddhism and Social Justice’, waar hij waarschuwde voor de valkuilen bij het onderzoek naar het ‘vroege boeddhisme’, hoe schier ondoenlijk het is te weten hoe de leer van de Boeddha werd begrepen door mensen in de tijd van de Boeddha zelf. Tijdens de pauze werd hij omringd door een haag van mensen, die allemaal even met hem wilden praten over hun eigen onderzoek, of die hun eigen begaafdheid wilden testen door hem een interessante vraag te stellen.
Op afstand
Boeddhologen als Steven Collins zijn belangrijk voor de praktiserende boeddhist, zelfs al vervullen zij hun rol vaak onzichtbaar voor het bredere publiek. Zij zijn (naast de Dhamma-leraren) mede bewakers van de basis van de Leer, door hun onderzoek en door hun onderricht. Veel Nederlandse boeddhisten zijn bekeerlingen, zij komen niet uit een traditie van boeddhisten. Dat betekent dat zij over diverse aspecten van het boeddhisme vragen hebben, noodzakelijk om de gebruiken te doorgronden, om zelf deel uit te kunnen gaan maken van de door hen gekozen traditie. Iemand die in een boeddhistische meditatiegroep belandt zal in eerste instantie zijn leraar bevragen, en niet naar een academisch boek over een specifiek boeddhistisch onderwerp grijpen. Maar voor de geïnteresseerde leek is het wel belangrijk dat er boeken zijn op een wat populairder niveau. Deze boeken zijn vaak ‘vertalingen’ van de academische boeken voor een breder publiek. En zo is het werk van de academicus op een getrapte manier ook zeker belangrijk voor degene die op zijn kussen zit, al is het op afstand.
Steven Collins gaf sinds 1991 les aan de universiteit van Chicago en sprak op conferenties over de hele wereld. Begin dit jaar gaf hij een serie lezingen in Nieuw-Zeeland, over de Jataka’s. Hoewel hij hartproblemen had, gunde hij zichzelf weinig rust. Na een vlucht van zo’n 16 uur nam hij nauwelijks de tijd om bij te komen voordat hij zijn eerste lezing gaf. Hij is zomaar in elkaar gestort, nog maar 66 jaar oud. In de stukken die toen over zijn leven zijn geschreven wordt verteld hoe hij de gave had om na het aanhoren van een lezing een vraag te stellen die exact het hart van het het betoog raakte. Een vraag waarvan andere luisteraars dachten: ‘Ja, precies, dat begreep ik nog niet helemaal, dat wilde ik eigenlijk ook weten.’ En voor de spreker een vraag die hem niet in verlegenheid bracht, maar juist de kans bood om heel nauwkeurig uit te leggen waar zijn lezing ten diepste om ging. Dat was ook de omschrijving die ik kreeg van een collega van Steven Collins: hij was een buitengewoon vriendelijke man die waardering had voor andere onderzoekers in het vakgebied, en dat ook liet merken. (YM)
Boeken van Steven Collins:
Selfless Persons: imagery and thought in Theravada Buddhism. Cambridge University Press, 1982 (paperback edition, 1990).
Nirvana and other Buddhist Felicities: Utopias of the Pali imaginaire. Cambridge University Press, 1998 (paperback edition 2006).
A Pali Grammar for Students. Chiang Mai: Silkworm Press, 2006.
Nirvana: concept, imagery, narrative. Cambridge University Press, 2010.
The Vessantara Jātaka (ed.). New York: Columbia University Press Readings in Buddhist Literatures, 2016.
Een aantal artikelen die hij geschreven heeft is gebundeld in:
Self and Society: Essays on Pali literature and social theory, 1988-2010. Chiang Mai: Silkworm Press, 2013.