Samenvatting van hoofdstuk 1 van ‘Thoughts without a thinker’ van Mark Epstein
Epstein neemt de afbeelding van het Levenswiel, het Rad van Samsara, als model om een vergelijking te maken tussen de manier waarop in het boeddhisme en in de westerse psychologie naar geestelijk lijden wordt gekeken. Het Levenswiel is een bekende boeddhistische afbeelding waarop de zes bestemmingen zijn te zien waar wezens ontelbare malen herboren worden op hun eindeloze reeks van wedergeboortes. Het Rad wordt afgebeeld in de opengesperde muil van Yama, de god van de dood. Het is opgedeeld in zes segmenten: het Mensenrijk, het Dierenrijk, het Hellerijk, het rijk van de Hongerige Geesten, het rijk van de Jaloerse Goden, en het Godenrijk. Vanuit het Mensenrijk loopt het pad richting Verlichting.
Hoewel het Levenswiel in traditioneel boeddhistische landen gebruikt wordt om de gevolgen van karma te onderwijzen, kan er ook op een andere manier naar gekeken worden, die in zekere zin net zo boeddhistisch is. In het Mahāyāna wordt immers gesteld dat uiteindelijk samsara gelijk staat met nirvana, en zo gezien kan het Levenswiel ook op een meer psychologische manier bekeken worden, waarbij de zes bestemmingen gezien worden als metaforen van psychische gesteldheden.
In de westerse psychologie is men ervan overtuigd dat veel problemen veroorzaakt worden door de neiging van de mens bepaalde minder aangename kanten van zijn persoonlijkheid te onderdrukken. In het boeddhisme gaat men ervan uit dat we niet alleen vervreemd zijn van deze aspecten van ons karakter, maar ook van onze eigen boeddha-natuur. Beide systemen leren dat de mens pas tot bloei kan komen als hij zichzelf in het geheel ziet en aanvaardt.
Het Hellerijk
Op het levenswiel is te zien hoe wezens in het Hellerijk op allerlei vreselijke manieren gemarteld worden. Gekookt in hete olie, ledematen die worden afgehakt of afgebeten door wilde dieren, kou, hitte, honger – een uitgebreid scala aan lijden wordt getoond. Vanuit een psychologisch perspectief zijn dit typisch metaforen voor agressieve en depressieve gesteldheden: men brandt van woede of wordt gepijnigd door angst. Alleen heeft men niet door dat de beulen het product zijn van de eigen geest. Men denkt dat de martelingen van buiten komen en dat men er geen controle over heeft.
In dit segment van het levenswiel is ook een afbeelding van de bodhisattva van de compassie afgebeeld met een spiegel in de hand of met een zuiverende vlam. De boodschap is dat het lijden alleen beëindigd kan worden als men bereid is de eigen ongewenste emoties te accepteren. Door volledige acceptatie kunnen die emoties dan zelfs helend werken, een punt dat ook door Freud werd gezien.
In veel religies worden negatieve emoties als woede, haat en angst niet geaccepteerd. Ze dienen te worden vervangen door devotie, door nederigheid, vroomheid. In het boeddhisme zag men dat er ook een middenweg is: echte bevrijding van negatieve emoties kan alleen als deze emoties oordeelloos onderzocht worden. Op die manier kunnen ze geïntegreerd worden en helder gezien, en is men niet meer de gevangene van de eigen emoties.
Het Dierenrijk
In het dierenrijk draait alles om het instinctief en onmiddellijk bevredigen van honger en seksuele behoeftes. In de Tibetaanse kosmologie is domheid het kenmerk dat typisch bij het dierenrijk hoort. De bodhisattva die is afgebeeld in dit segment van het Levenswiel heeft een boek in handen, dat symbool staat voor denken, spreken en reflecteren – eigenschappen die ontbreken bij de wezens in dit rijk. De boeddhistische ideeën liggen hier heel dicht tegen die van Freud aan: beiden gaan ervan uit dat het ultieme geluk niet kan worden bereikt door het najagen van zintuiglijke bevrediging, omdat die maar van korte duur is. De houding tegenover seksueel genot is sinds de tijd van Freud wel sterk veranderd, maar velen voelen nog altijd een remming als het om de eigen seksualiteit gaat. Het is zelfs zo, dat men door middel van meditatie onopgeloste seksuele problemen het hoofd probeert te bieden. Meestal verergert dat het probleem alleen maar. Het lijkt belangrijk te kunnen accepteren dat erotische verlangens bij het menszijn horen: het Dierenrijk kan eenvoudigweg niet worden genegeerd – maar het moet wel de juiste plaats in het leven krijgen. In de Tibetaanse traditie wordt copulatie zelfs gezien als een metafoor voor de verlichte geest, en in sommige vormen van vergevorderde tantrische oefeningen leidt dat tot een geritualiseerde geslachtsdaad.
Het rijk van de Hongerige Geesten
De hongerige geesten zijn waarschijnlijk de meest tot de verbeelding sprekende metafoor van het Levenswiel. Het zijn wezens met opgezwollen buiken, en lange dunne nekken, die woede en verlangen representeren. Ze worden gemarteld door onvervulde verlangens en een onmogelijke eis tot het bevredigen van niet meer te vervullen verlangens uit het verleden. Het zijn wezens die een vreselijke leegte in zichzelf voelen maar niet zien dat iets wat al gebeurd is niet meer kan worden rechtgezet. Hun geestachtige uiterlijk verraadt hun binding met het verleden. Ze zijn compleet geobsedeerd met het idee dat hun lijden kan worden beëindigd als iets wat in het verleden is gebeurd kan worden rechtgezet. De metafoor staat voor mensen die als kind tekort zijn gedaan, die problemen hebben met het kind in zichzelf. Zij zien niet in dat hun volwassen problemen worden veroorzaakt door onverwerkte materie uit het verleden.
De bodhisattva in dit segment van het Wiel is de bodhisattva van compassie, met een kom in de hand die is gevuld met objecten die symbool staan voor geestelijke voeding. De boodschap is duidelijk: voedsel en drank bieden geen vervulling in deze bestemming. Slechts de oordeelloze aandacht die door de Boeddha is geperfectioneerd biedt verlichting.
Wanhopig verlangen naar eeuwigdurende overvloed is een toestand die heel vaak gezien wordt in het Westen, vaak om een minderwaardigheidscomplex of laag zelfbeeld te compenseren. Dit is een zo typisch westers probleem dat het voor boeddhistische leraren uit Azië vaak lastig te begrijpen is. De mate waarin innerlijke gevoelens van leegte en minderwaardigheid gevoeld worden, en de fantasieën over hoe dit kan worden opgelost zijn onbegrijpelijk voor een leraar die in het Oosten is opgevoed, terwijl de leerling een oplossing verwacht van diezelfde leraar. De leegte van de hongerige geesten kan niet gevuld worden door spijs en drank. Net zo moet de westerse leerling begrijpen dat de oplossing van zijn probleem niet moet worden gezocht buiten zichzelf: hij moet de leegte zelf tot meditatie-object maken. Alleen dan kan de zelfhaat worden getransformeerd in wijsheid.
Het Godenrijk
De boeddhistische hemelen bieden zintuiglijke gelukzaligheid, verrukking en esthetisch genot. Ze worden bewoond door wezens die genieten van muziek en dans en in een soort ‘flow’ leven, waarin ze één lijken te worden met hun ervaring en een tijdelijk oplossen van de grenzen van het ego ervaren. Het is de gemoedstoestand die in de Gestalt-therapie ‘confluence’ wordt genoemd: het gevoel dat men heeft net na een orgasme, of wanneer men nageniet van een heerlijke maaltijd, of zoals een baby voldaan aan moeders borst ligt: een ervaring die compleet is, waardoor als het ware een nieuw geheel ontstaat en het Zelf tijdelijk lijkt te zijn opgelost.
In het boeddhisme wordt deze staat als gevaarlijk gezien: het is namelijk zo prettig dat men daardoor het einddoel (het einde van alle lijden) uit het oog verliest. De bodhisattva van compassie in de afbeelding heeft daarom een luit vast: hiermee wordt enerzijds gerefereerd aan de hemelse muziek in het godenrijk, anderszijds dient de luit om de bewoners opmerkzaam te maken op het geluid van de leringen van de Boeddha, om hen uit hun gelukzalige trance te wekken.
Psychologisch gezien zijn er twee type problemen met ‘confluence’: het vastklampen aan een ongezonde vorm van confluence, of het terugdeinzen voor een gezonde vorm ervan. In de eerste categorie vallen mensen die zich zo vastklampen aan hun partner, kinderen, vrienden, of collega’s dat ze de ander dreigen te verstikken. De tweede categorie bestaat uit mensen die in hun jeugd bindingsproblemen hebben opgelopen en in hun volwassen leven met de consequenties daarvan te maken krijgen.
Het godenrijk representeert de vaardigheid om tijdelijk de grenzen van het ego wat te verzachten, om te genieten van verbinding met anderen, om het samen beleven van esthetisch geluk. Dit is geluk dat deel uitmaakt van het mensenrijk, men moet er niet bang voor zijn, het is anders dan het zintuiglijk genot waarover gesproken is bij het dierenrijk. Het is het gevoel van diep geluk dat ook in meditatie kan ontstaan.
Het rijk van de Jaloerse Goden
Soms wordt het rijk van de Jaloerse Goden gezien als deel van het Godenrijk, soms krijgt het een eigen segment. Maar altijd wordt dit rijk van het Godenrijk gescheiden door een boom beladen met ‘wensfruit’, waar de Jaloerse Goden (ook wel Titanen of Asura’s) om vechten. Deze wezens belichamen het agressieve streven van het ego, zoals ze in een meedogenloze competitie strijden om het wensfruit. Ze representeren de energie die nodig is om een frustratie te boven te komen, om een situatie te veranderen, of om in contact te komen met een nieuwe ervaring. Als dat contact er eenmaal is, dan is men in het Godenrijk beland, maar het zijn de Jaloerse Goden die de noodzakelijke agressieve kracht belichamen om alle obstakels te vernietigen die in de weg staan.
Dit rijk van ego en agressie wordt gezien als één van de hogere bestemmingen: een bijzondere realisatie denkend aan het kalme, egoloze imago van boeddhisme. Maar de klassieke functies van het ego, zoals (zelf)beheersing en controle, zijn de noodzakelijke voorwaarden voor het ontwikkelen van het aandachtig in het moment zijn, zoals in aandachts- (mindfulness-) meditatie.
De bodhisattva is in dit segment afgebeeld met een vlammend zwaard, symbool voor helder onderscheidingsvermogen. Het zwaard geeft aan dat het agressieve ego niet als probleem moet worden gezien: dit levert juist de energie die noodzakelijk is voor vooruitgang op het spirituele pad. De bodhisattva probeert de jaloerse goden ertoe te brengen hun agressieve energie niet in te zetten voor het fruit van de wensboom, maar voor het bereiken van helder inzicht. Daarvoor moet het ego bevrijd worden. In het westen wordt vaak de hulp van de psychotherapeut daarvoor ingeroepen, om te doorgronden hoe gebeurtenissen uit het verleden doorwerken en energie stokt of verkrampt.
Het mensenrijk
De bewoners van de lagere bestemmingen zijn (net als Freud) vooral bezig met onacceptale verlangens, en in het Godenrijk en het Rijk van de Jaloerse Goden gaat het vooral over het ego, en het tijdelijk oplossen ervan. Het belangrijkste leerdoel van het mensenrijk is de omgang met het Zelf (of het ontbreken daarvan). Preciezer uitgedrukt: het mensenrijk is de bestemming waar men op zoek is naar het Zelf: het heeft ook verbanden met narcisme in de psychologie, en in zekere zin met creatieve activiteit.
De bodhisattva in dit segment is een afbeelding van de historische Boeddha Sakyamuni, in monnikskleed met een bedelnap en een staf, als de belichaming van de zoektocht naar identiteit. Dat is het belangrijkste kenmerk van het mensenrijk: we weten niet goed wie we zijn. In de psychotherapie gaat men ervan uit dat mensen hun diepste zelf niet kunnen delen met anderen, dat hun diepste kern geïsoleerd blijft, en permanent ongekend. Gezien vanuit boeddhistisch perspectief biedt het mensenrijk echter ook de unieke mogelijkheid om inzicht te verwerven in de ware natuur van het zelf. In dit rijk kan men leren de ware betekenis van sunyata, leegte te doorgronden. De mens probeert uit alle macht zijn diepste kern te bewaken, om te voorkomen dat we moeten toegeven dat die kern zonder enige substantie is. Pas als de mens zichzelf toelaat die kern zonder angst te benaderen, zal hij erachter komen dat het daar ontbreken van een permanent en onveranderlijk ik juist leidt tot een gevoel van waarlijke vrijheid. (YM)
Mark Epstein (1995) Thoughts without a thinker: psychotherapy from a Buddhist perspective, New York, N.Y: Basic Books, a division of Harper Collins Publ.