In 2005 verscheen er een artikel van Stephanie Kaza in het academische online tijdschrift ‘Worldviews, environment, culture’. Kaza is emeritus hoogleraar aan de Rubenstein School of Environment and Natural Resources van de Universiteit van Vermont. Ze is schrijver, praktiserend Soto Zen-boeddhist en actief voorstander van een religieuze dialoog. Ze onderwees religie en ecologie. Hoewel zij schrijft over en vanuit de Amerikaanse samenleving, is haar artikel op vrijwel alle punten direct van toepassing op de Nederlandse situatie.
Vlees of geen vlees
Het wel of niet eten van vlees is op dit moment in de westerse wereld een veelbesproken ethisch dilemma. De motieven om geen vlees te eten zijn divers. Sommigen eten geen vlees om religieuze redenen, maar ook gezondheid, milieu en dierenwelzijn worden veel genoemd. Kaza is vooral geinteresseerd in de argumenten van praktiserende westerse boeddhisten om geen vlees te eten. Hoewel het onderzoek waar het artikel van Kaza zijn cijfers aan ontleent al twintig jaar oud is, zijn haar conclusies heel verfrissend en zeer van deze tijd.
Vegetarisme in het Westen
Vegetarisme in het Westen kent een rijke en lange filosofische geschiedenis. Dat betekent dat Westerse boeddhisten hierdoor extra gemotiveerd kunnen zijn in hun keuze geen vlees te eten. Anderzijds zal het boeddhisme misschien een logische keuze zijn voor iemand die al eerder in zijn leven ervoor gekozen heeft geen vlees meer te eten.
De wijze waarop dieren worden behandeld in de intensieve veeteelt is voor veel mensen moeilijk aan te zien. Hoewel er de laatste jaren veel is verbeterd moeten dieren nog steeds dicht op elkaar leven, zien velen nooit het daglicht en is hun enige reden van bestaan zo snel mogelijk een zo hoog mogelijk gewicht bereiken. Het idee dat een ander levend wezen moet lijden om een mens tot voedsel te kunnen dienen is voor veel vegetariërs een doorslaggevend argument. Voor sommigen is het al voldoende dat een dier er zelf niet voor kiest om gedood te worden, om vlees als voedingsbron uit te sluiten.
Velen kiezen ook uit gezondheidsredenen voor een vegetarisch menu. Het verminderen van de inname van dierlijk eiwit verkleint de kansen op hartziekten, kanker en diabetes. Ook de aanwezigheid van resten van groeihormonen en antibiotica in vlees wordt door Kaza als gezondheidsrisico genoemd.
De laatste jaren is de impact van grootschalige veeteelt op het milieu een belangrijker factor geworden. Bij het houden van koeien liggen de problemen in de VS wat anders dan in Nederland. In het onderzoek van Kaza wordt bodemerosie, watervervuiling en ontbossing genoemd, terwijl er in Nederland eerder gedacht zal worden aan mestoverschot, uitstoot van broeikasgassen en verminderde biodiversiteit (YM). Het gebruik van landbouwareaal – vaak in minder welvarende delen van de wereld – om veevoer te verbouwen heeft effect op het milieu buiten het eigen land. Het gebruik van landbouwgrond voor het verbouwen van veevoer zorgt er ook voor dat op deze landbouwgrond dus geen voedsel voor menselijke consumptie kan worden verbouwd.
Persoonlijke ethische moraal
Het afzien van het consumeren van vlees is traditioneel verbonden met religieuze of ascetische praktijken. In het Westen is er een culturele erfenis van de christelijke kerk waar diverse vormen van onthouding gezien werden als remedie tegen de zonde van onmatigheid. Veel moderne westerse vegetariërs worden gedreven door morele ethische overwegingen, door het verlangen goed te doen en de wereld te verbeteren. Door geen vlees meer te eten ontwikkelen mensen een breder gevoel van verantwoordelijkheid en een grotere emphatie en ethische gevoeligheid. Dit zou in deze moreel complexe tijd kunnen bijdragen aan een ethische ontwikkeling van de mensheid.
Boeddhistische bronnen voor vegetarisme
Westerse boeddhisten kunnen gemotiveerd zijn door voornoemde westerse motieven als het lijden van dieren, gezondheid, het milieu, het wereldvoedselprobleem, of ethische ontwikkeling. Maar het is niet meer dan logisch dat zij daarnaast gemotiveerd worden door boeddhistische filosofische ideeën en bronteksten die vegetarisme ondersteunen. Als westerse boeddhisten hun idealen willen uitdragen, is de keuze voor vegetarisme een logische stap.
Het boeddhisme in het Westen is bijzonder eclectisch. Men heeft toegang tot bronteksten van diverse boeddhistische stromingen, en praktiserende boeddhisten zijn dikwijls hoger opgeleid, waardoor deze teksten ook vaker door leken gelezen en bestudeerd worden dan in van oorsprong boeddhistische landen in Azië. In de VS is dit maar een kleine groep mensen, maar wel een heel zichtbare groep, omdat bepaalde sleutelfiguren veel aandacht weten te genereren in de media. Hierdoor kunnen zij een disproportionele invloed uitoefenen op het geheel van de samenleving.
De redenen die boeddhisten aandragen als motivatie voor een vegetarische levenswijze verschillen per boeddhistische stroming. Hieronder volgen enkele (zeker niet alle) voorbeelden die per stroming veel genoemd worden.
De eerste reden vanuit de Theravada-stroming is ongetwijfeld het ideaal van ahimsa, de afwezigheid van verlangen anderen te kwetsen of te doden, en het eerste boeddhistische voorschrift, waarin iemand zich voorneemt niet te doden. Iedere daad van geweld zal zich later tegen iemand keren, in dit of in een volgende leven, en dient alleen al daarom vermeden te worden. Maar ook moeten anderen hierin geholpen worden – dus al dood je zelf geen dier, als je vlees koopt zal de slager hiervoor het eerste voorschrift moeten breken, en dat moet je proberen te voorkomen. Als er geen vlees wordt gekocht, hoeven er ook geen slagers te zijn, en dat betekent dat niemand een vak hoeft uit te oefenen dat in het lijstje van te vermijden beroepen staat, naast de handel in wapens, slaven, alcohol of vergiften.
Vegetarisme was en is echter geen vereiste voor Theravada-boeddhisten, voor leken noch voor monniken. Bovenstaande argumenten geven wel aan, dat vegetarisme als ideaal wordt gezien. Maar aangezien de eerste monniken leefden van de aalmoezen die leken hen gaven, hadden ze niet de luxe kieskeurig te kunnen zijn. Compassie voor de leek die een aalmoes geeft, stond voor de monnik boven het zelfgenoegzaam hechten aan een dieet dat voor hemzelf het beste was.
Binnen het Mahayana ligt de nadruk minder op matigheid en persoonlijke discipline, en meer op onthechting van verlangens. De bodhisattva-gelofte om alle voelende wezens te redden zou al direct gebroken worden als iemand vlees eet. Daarnaast is binnen het Mahayana een bredere interpretatie ontstaan van de oorspronkelijke leer van onderlinge afhankelijkheid, waarbij alles verbonden is met alles. Hoewel deze leer historisch gezien niet gebruikt werd om vegetarisme te propageren, leunen hedendaagse boeddhisten zwaar op dit principe als zij ecologische redenen aanvoeren om geen vlees te eten.
Daarnaast hebben ook alle dieren boeddha-natuur. Een dier eten betekent dan de vernietiging van de boeddha-natuur in dat dier. Wil men de tathagata (boeddha) èn de eigen potentie tot verlichting niet schaden, dan dient men het eten van vlees na te laten.
In het Tibetaans boeddhisme ligt het weer heel anders. De nomaden in de barre omstandigheden van het hooggebergte konden zonder het eten van vlees niet overleven. Maar het idee dat vegetarisme een ideaal was, heeft altijd geleefd. Op religieuze hoogtijdagen koos men er bijvoorbeeld voor om geen vlees te eten. De huidige Dalai Lama heeft uit compassie voor dieren en het milieu geprobeerd vegetariër te worden, al heeft hij die poging om gezondheidsredenen moeten staken. Binnen het Vajrayana wordt als eerste reden voor vegetarisme meestal genoemd, dat ieder levend wezen ooit in de keten van wedergeboortes je moeder of kind is geweest.
Vlees of geen vlees?
Het lijkt er dus op, dat vegetarisme niet zonder meer aan boeddhisme is te verbinden. Aziatische monniken schijnen dol te zijn op varkensvlees, Tibetaanse monniken worden geregeld gespot met een Big Mac. Maar de omstandigheden in het Westen zijn anders dan op het Aziatische platteland. De voedselmogelijkheden zijn in het rijke Westen bijna onbegrensd, en een vegetariër hoeft niet bang te zijn iets tekort te komen.
Kijkend naar de boeddhistische idealen en de voedselrijkdom in het Westen, is het interessant om te kijken hoe het dieet van boeddhisten en het aanbod van de keukens van boeddhistische centra er daadwerkelijk uitziet. Uit het Amerikaanse onderzoek uit 2002 bleek, dat iets meer dan de helft van de boeddhistische centra vegetarisch eten aanboden, slechts 5% gaf aan nooit vlees te serveren. Dit gold voor centra van alle nominaties.
In 1999 werd onderzoek gedaan naar het dieet van individuele beoefenaars. De meeste respondenten waren hoog opgeleid, en hadden zelf korter of langer geleden de keuze gemaakt boeddhist te worden. De helft van deze groep was vegetariër of veganist. De overigen gaven aan, geregeld vegetarisch te eten, en bij het eten van vlees een bewuste keuze te maken voor de herkomst van dit vlees. Daarnaast gaf men aan, zich bij het eten van vlees zeer bewust te zijn dat men het dier dankbaarheid verschuldigd moest zijn.
Vervolgens werd onderzocht waarom deze boeddhisten kozen voor een bepaald dieet. Daaruit bleek, dat 19% al vegetariër was voordat men boeddhist werd. In het algemeen werden compassie, de voorschriften, juist gedrag, mindfulness, eenvoud en ahimsa genoemd als belangrijkste reden voor vegetarisme. Maar er werd ook veelvuldig verwezen naar milieu-aspecten, naar de verbondenheid van de mens met zijn omgeving. Veel van de niet-vegetariërs onder de respondenten van het onderzoek gaven aan, vegetarisme wèl als ideaal te zien en er naar te streven. De conclusie van het onderzoek was, dat ieder individu zijn eigen unieke combinatie had gemaakt van boeddhistische en westerse idealen als grond voor zijn keuze om geen vlees te eten.
Boeddhist en activistisch vegetariër
Het percentage boeddhisten in het Westen is klein, en als zodanig zullen zij weinig bij kunnen dragen aan de populariteit van vegetarisme onder de algemene bevolking. Er is echter wel een grote kans om vegetarisme onder boeddhisten populairder te maken. Kaza haalt hierbij de boeddhistische activist Donald Rothberg aan, die vier principes noemt: ten eerste dat een mens niet los kan worden gezien van zijn omgeving, persoonlijke pijn en de pijn van een dier dat gedood wordt voor vlees in dit geval. Ten tweede heeft ieder mens een medeverantwoordelijkheid voor de wereld: men moet doen wat men kan zonder anderen in een andere positie iets te verwijten. Ten derde: door bewust vegetariër te zijn verbetert men zijn band met dieren en de wereld. En ten vierde: een boeddhistisch vegetariër zou de lange weg van sociale transformatie en overtuiging moeten toepassen, vegetarisme aan anderen opleggen of vleeseters iets verwijten valt niet onder het principe van juist streven.
Kaza noemt nog het positieve voorbeeld van een leraar: als deze bewust kiest voor vegetarisme, zal dit een grote impact hebben, en zullen velen van zijn leerlingen zijn voorbeeld volgen.
Het hele artikel van Stephanie Kaza is te vinden op
Western Buddhist Motivations for Vegetarianism