In de Victoriaanse tijd (1837-1901) maakte Groot-Brittannië kennis met het boeddhisme. Een verontrustende kennismaking volgens J. Jeffrey Franklin. In zijn Lotus and the Lion, Buddhism and the Britsh Empire analyseert hij het beeld van het boeddhisme in literaire werken en in honderden kranten- en tijdschriftartikelen van die tijd. Hieronder een korte bespreking.
Groot-Brittannië werd geconfronteerd met een leer en begrippen, die haaks stonden op de protestants-christelijke waarden van toen. Het boeddhisme werd afgeschilderd als atheïstisch en materialistisch. Iemand die het bestaan van God en van de hemel afwijst, en ook nog eens het bestaan ontkent van een eeuwige ziel, moet wel een nihilist zijn. Nihil is Latijn en betekent ‘niets’. Het boeddhisme werd om die redenen de ‘Cult of Nothingness’ en de ‘Church of Annihilation (Kerk van Vernietiging) ’ genoemd. De Boeddha was de ‘Great Christ of the Void’.
Dit alles werd gevoed door de tegenstelling idealisme-materialisme (nihilisme), die het denken en de publieke opinie beheerste. Bovendien, in 1860-1870 liet de Nihilistische beweging van zich horen. Deze Russische politieke beweging was berucht vanwege het gebruik van geweld om politieke en sociale verandering tot stand te brengen. Hun aanslagen hadden ongetwijfeld invloed op de publieke opinie in Groot-Brittannië.
Het boeddhisme had kritiek op de vormen van individualisme van die tijd. De begrippen zijn moeilijk te vertalen. De boeddhist Franklin noemt onder andere: ‘the spiritual individualism of the essential soul and the eternal individualism of heaven, …the humanistic individualism of Enlightment self-interest, …the self-divided but self-creating individualism of Cartesian philosophy, …and the self-maximizing individual of competitive ‘hedonic’ consumer society.’
Sunyata
Concreet ging de ‘dreiging’ uit van de leer van ‘geen zelf’ (P. Anatta). ‘Geen zelf’ wordt ook ‘leeg van zelf’ (Sk. sunyata) genoemd. Dit kreeg een negatieve uitleg: iets dat ‘leeg van zelf’ is, is niets (void, nothingness). De juiste verklaring is dat alle verschijnselen geen afgescheiden essentie of zelf hebben. Dit niet-afgescheiden zijn van iets of iemand ten opzichte van de sociale en natuurlijke wereld is absolute verbondenheid en wordt ook wel ‘afhankelijk ontstaan’ genoemd (P. paticca-samuppada).
In de Final reflections van zijn boek noemt Franklin de kennismaking met het boeddhisme direct en diep verontrustend voor het individualisme en de onsterfelijke ziel van het Westen in de Victoriaanse tijd. Ook besteedt de auteur aandacht aan het filosofische nihilisme van Nietzsche en het existentialisme van Sartre, waarvan de wortels ver teruggaan in de Europese geschiedenis. Hij vindt dat de komst van het boeddhisme in de Victoriaanse tijd werkte als een katalysator.
Het ethisch systeem van het boeddhisme sprak veel Victorianen wél aan. Een ethiek zónder bovennatuurlijke oorsprong, zónder dreiging van hel of verdoemenis, maar praktisch en adviserend, waarbij iedereen zijn of haar morele keuzes kan maken. Dit was een regelrechte uitdaging aan het adres van het dominante protestantisme en bood een alternatief voor het individualisme van de ‘self-made man’ en de eenzaamheid van de moderne mens. Franklin: ‘Buddhism imagines a type of freedom that dominant Western culture has yet been unable to imagine.’
Drie leraren
En de Boeddha? Hij wees het eternalisme (sassata-ditthi) en het nihilisme (materialisme, uccheda-ditthi) af. Ze zijn niet de Middenweg. Er zijn drie soorten leraren schrijft Venerable K. Sri Dhammananda Maha Thera in zijn artikel Is there an eternal soul?
- ‘De eerste leraar onderwijst het bestaan van een eeuwige ik-entiteit. Hij is een eternalist.
- De tweede leraar onderwijst het bestaan van een tijdelijke ik-identiteit, die vernietigd wordt bij de dood. Hij is de materialist.
- De derde leraar onderwijst noch een eeuwige, noch een tijdelijke ik-identiteit. Hij is de Boeddha.’
In Eternalism and Nihilism van dezelfde auteur, legt hij de afwijzing van de Verhevene uit.
De Boeddha ontkent het eternalisme. Als we de dingen in de wereld begrijpen zoals ze werkelijk zijn, dan is er niets dat permanent is en voor altijd bestaat. Dingen veranderen continu, omdat ze afhankelijk zijn van allerlei veranderlijke factoren.
De mening van nihilisten is het andere valse gezichtspunt. Zij claimen dat er geen leven na de dood is. Dit behoort tot de materialistische filosofie die de rol van mentale afhankelijkheid ontkent. Om het leven te begrijpen moeten we de rol van het mentale én het materiële in ogenschouw nemen. Als we dit doen, dan valt er niet te ontkennen dat er leven na de dood is, dat wil zeggen: ontstaan na het overlijden. De Boeddha wijst het nihilisme af, omdat het een onvolledig beeld van de werkelijkheid geeft. De leer van karma is voldoende bewijs dat hij niet de vernietiging bij de dood onderwees. Boeddhisme accepteert overleven, niet van een eeuwige ziel, maar in de zin van nieuw ontstaan.
Gedurende de lange tijd dat de Boeddha de Dharma onderwees ontmoedigde hij speculatieve argumenten. Het probleem waar de mensheid voor staat is niet te vinden in het verleden, of in de toekomst, maar in het directe heden. Eternalisme of materialisme brengt op geen enkele manier het einde van het lijden dichterbij, het Achtvoudige Pad wel.
Bronnen
Richmond, L., ‘Emptiness: The Most Misunderstood Word in Buddhism’. Huffington Post, The Blog, 6 mei 2013
Venerable K. Sri Dhammananda Maha Thera, ‘Eternalism and Nihilism’
Venerable K. Sri Dhammananda Maha Thera, ‘Is there an Eternal Soul?’
J. Jeffrey Franklin. The lotus and the lion. Buddhism and the british empire. Ithaca (NY): Cornell University Press, 2008