Twee historische gebeurtenissen markeren in Jacques den Boer’s overzicht 50 jaren Vrienden van het boeddhisme in Nederland de vervulling van de ‘pioniersfase’. De twee mijlpalen die deze fase afsloten, waren volgens Den Boer het eerste bezoek van Z.H. de XIVe Dalai Lama aan Nederland en de opening van de Thaise tempel in Waalwijk, beide in 1973.
Het bezoek van de Dalai Lama is goed gedocumenteerd en er bestaat zelfs een filmfragment van. De Stichting Vrienden van het Boeddhisme nam de organisatie van het bezoek op zich. De lezing van de Dalai Lama in de grote zaal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen bracht een krachtig licht naar binnen met de helderheid van een Hollandse wolkenlucht. Ik herinner me nog één uitspraak: op de vraag of meditatie ook negatieve invloed kon hebben antwoordde Zijne Heiligheid heel onbevangen: ‘Yes, you risk to lose your capacity for discrimination’. Een formulering die ik niet meteen begreep maar later een leidraad werd voor het scherp houden van onderscheidingsvermogen en kritisch bewustzijn, vooral als het spiritualiteit betreft.
De Dalai Lama zou Nederland hierna nog zesmaal bezoeken: in 1986, 1990, 1994, 1999, 2009 en 2014. Ik had het voorrecht deel uit te maken van een Europese Theravada delegatie, die de Dalai Lama in 1979 een bezoek bracht om hem eer te bewijzen tijdens zijn verblijf in het Tibetaanse klooster in Rikon, Zwitserland. Deze toenadering tussen Theravada en Mahayana was het gevolg van het bezoek aan Europa van Mahasi Sayadaw. De delegatie werd geleid door Ven. Mettavihari, de abt van de tempel in Waalwijk. Bij die gelegenheid gaf Zijne Heiligheid uitleg over Shantideva’s (685-763) A Guide to the Bodhisattva’s Way of Life (Bodhicharyavatara).
De Thaise Tempel in Waalwijk
Eén van de redenen dat de opening van de tempel in Waalwijk, misschien meer dan de start van andere centra, als mijlpaal kan worden aangemerkt, is de bijzondere historische band die bestaat tussen Thailand en Nederland. Meteen nadat de Hollandse VOC toestemming kreeg zich te vestigen en een handelsmissie met scheepswerf te bouwen langs de Chao Praya-rivier vlak bij Ayutthaya, de hoofdstad van het toenmalige Siam, besloot de zojuist aangetreden koning Ekathotsarot in 1604 (!) om vertegenwoordigers met de status van ambassadeur, vergezeld van een diplomatieke delegatie, naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te zenden. Een reis per schip die meer dan drie jaar duurde. De opdracht was geschenken aan te bieden ter bezegeling van de beginnende vriendschap. Wel moest gecontroleerd worden of Holland werkelijk een land was, of waren de Hollanders piraten? Ook diende de uitwisseling op voet van gelijkheid te zijn ter vrijwaring van koloniale overheersing. Dit was de eerste diplomatieke delegatie ooit die vanuit Siam naar Europa werd afgevaardigd. In Den Haag overhandigden de ambassadeurs in 1608, samen met geschenken, een in goud gegraveerde brief van koning Ekathotsarot aan stadhouder Prins Maurits.
Het heeft schrikbarend lang geduurd voor de Hollanders zicht kregen op de werkelijke betekenis van het boeddhisme in Zuidoost-Azië. Maar een van de eerste kroniekschrijvers, Cornelis van Neijenrode, die in 1617 directeur van de VOC-vestiging in Ayutthaya werd, schreef (in de Engelse versie van Han ten Brummelhuis): ‘Their food, clothing and needs are supplied very finely, richly en abundantly by all, both great and small, who take great care of their scholars or priests (and more than those in our countries do of their teachers), and it is a cause of great amazement to our nation to see the heathens display such great love for one another.’
De VOC speelde als dienst aan de toenmalige koning vanaf 1751, nauwelijks bewust van waar het om ging, een belangrijke rol in de verscheping van verschillende groepen Siamese monniken naar Ceylon (Sri Lanka). De monnikenorde daar, ooit in staat om de Pali-Canon op schrift te stellen en het boeddhisme in Zuidoost-Azië te verspreiden, dreigde ook in die periode uit te sterven. Door de toevoer uit Siam kon een nieuwe generatie monniken worden ingewijd. De Hollanders vervulden ook diplomatieke diensten tussen de koninkrijken Ayutthaya en Kandy, niet altijd met succes.
Tweerichtingsverkeer
Dit was maar net het begin van een langdurige vriendschap, met de nodige ups en downs, en met vele vormen van handelsassociatie, tussen het latere Thailand en Nederland. In de recente geschiedenis speelde het Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag een belangrijke rol omdat een aantal Thaise beleidsmakers en activisten er gestudeerd hebben.
Het is dus te begrijpen dat de Thaise ambassade in Den Haag er eer in stelde, vooral met het oog op de relatief grote groep Thais in Nederland – vaak vrouwen die zich hadden ontfermd over voormalige gevangenen van de Japanse kampen – een boeddhistische tempel te vestigen in Nederland, met een regionale functie. De tempel, oorspronkelijk een bescheiden rijtjeshuis, werd ingewijd in oktober 1973. Al gauw besloten we om ons vrijwilligerswerk vorm te geven als een stichting: de ‘Jonge Boeddhisten in Nederland’.
In 2008 werden de 400-jarige diplomatieke betrekkingen tussen Thailand en Nederland gevierd. Op de plaats van het Nederlandse VOC-gebouw met scheepswerf aan de Chao Praya-rivier in Thailand staat nu het museum Baan Olanda (Holland Huis), nagebouwd in oorspronkelijke stijl. De tempel in Waalwijk is er een stevig symbool van dat er nog steeds sprake is van tweerichtingsverkeer tussen beide landen, nu ook op het gebied van religie.
Ongeveer 20 km verder vanaf Ayutthaya, aan dezelfde oever van de rivier, hebben mijn vrouw en ik op het stukje land van de familie van onze zwager – tegenover het Bang Pa-in paleis – een tweedehands houten weekendhuisje kunnen bouwen. In traditionele stijl, op drie meter hoge palen met het oog op de jaarlijks terugkerende overstroming van de rivier. Van tijd tot tijd gingen we met de Thaise kinderen van het dorp een ‘patatje en frikandellen’ eten in Baan Olanda. Inmiddels is het project overgegaan in Thaise handen.
Boeddhisme: het verkennen van grenzen
Tijdens mijn rondtocht langs boeddhistische leraren in Nederland in de beginfase van meditatiecentrum De Kosmos had ik ir. Bloemsma bezocht in Den Haag. Hij stond geregistreerd als de vertegenwoordiger van het Nederlands boeddhisme bij de World Buddhist Fellowship, de internationale koepelorganisatie met hoofdkwartier in Bangkok. Bloemsma bleek een zonderlinge eenling te zijn die twee huizen bezat bij de Laan van Meerdervoort in Den Haag, bijna helemaal volgepakt met boeken. Ir. Bloemsma was mathematicus, had voor Philips in China gewerkt, en had in één van zijn huizen een succesvolle school voor wiskunde en radio-techniek gevestigd. Nu waren de schoolbankjes bezet met zeker 20 katten. Een bevestiging van de soms bizarre vormen waarin het vroege boeddhisme in Nederland zich manifesteerde. Bloemsma was gefascineerd door het getal nul, en door extreem grote getallen die voor het eerst werden gehanteerd in boeddhistische literatuur. Zo wordt in de Lotus-sutra, in de vertaling van Rob Janssen, vermeld dat de Boeddha niet voor het eerst de verlichting bereikte onder de bodhi-boom in Bodhgaya, India, 2560 jaar geleden, maar dat hij al ‘vele honderdduizenden myriaden van koti’s van kalpa’s tot het hoogste, onovertroffen Ontwaken is gekomen.’
Toen ik hoorde dat de Thaise monnik die zich in Nederland zou vestigen tijdelijk bij ir. Bloemsma was ondergebracht ging ik hem daar opzoeken. Door typisch Nederlandse verwikkelingen tussen de ontvangende groepen van Thaise immigranten, de Thaise Ambassade en Nederlandse organisaties, was Mettavihari in een niemandsland verzeild geraakt voordat hij de tempel in Waalwijk kon starten. Wij ontdekten dat wij in hetzelfde jaar geboren waren (1944). Ik heb Mettavihari een tiental jaren als mijn meditatieleraar mogen beschouwen en als zodanig is hij nog steeds uiterst belangrijk voor mij. Mettavihari overleed in 2007. Toen ik in 2015 via de media hoorde van het seksueel misbruik dat hij had gemaakt van zijn leerlingen was ik diep geschokt. Ik had wel geruchten gehoord maar feitelijke informatie over zijn toenemend gestoorde gedrag had mij nooit bereikt.
Toen ik in 1981 stilzwijgend afstand van Mettavihari als meditatieleraar nam, aan het einde van een fantastische groepsreis onder zijn leiding naar boeddhistische pelgrimsbestemmingen – wij bezochten ook Mahasi Sayadaw in Burma, het huidige Myanmar – was dat omdat ik niet langer vertrouwen had in het mediteren zonder sociale betrokkenheid en ethiek. Vooral in het licht van de vaak schrijnende sociale ongelijkheid die ik nu met eigen ogen gezien had in het Oosten. Dat gedrag automatisch transformatief zou worden ‘als je maar genoeg mediteerde’ ging er bij mij niet meer in. Ik wist toen nog niet dat onthechting van ethiek zover kan voeren dat het kan dienen als dekmantel voor herhaald misbruik. Hoewel dat niet altijd makkelijk is in de context van ‘het leven als experiment’ en zeker ook gezien de omstandigheden in tempels in Thailand – Mettavihari werd monnik toen hij 14 jaar was – moet onderscheid gemaakt kunnen worden tussen grensverkennend, grensverleggend en grensoverschrijdend gedrag. De nieuwe vermogens die meditatie opwekt, mogen uitsluitend aangewend worden, dat weet eigenlijk iedereen, voor het welzijn van allen en alles; misschien voor zelfredzaamheid en spirituele zelf-realisatie, maar niet voor eigen gewin en zeker niet ten koste van anderen.
Een losse, soms onverschillige of rebellerende houding ten opzichte van ethiek paste misschien in een tijd dat ‘alles moest kunnen’ in de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Of in een traditionele waardering van ‘crazy wisdom’ zoals in het Vajrayana-boeddhisme. Oog in oog met de dringende noodzaak om een keerpunt in de geschiedenis te bewerkstelligen is nu een dynamische integratie van meditatie, maatschappelijke inzet voor verandering, en ethiek van onderlinge afhankelijkheid geboden. Dat hoeft niet minder vrolijk te zijn.
De tempel in Waalwijk en de Buddhavihara die later in Amsterdam werd gesticht door Mettavihari, worden voortgezet door nieuwe generaties ‘jonge boeddhisten’.
Bronnen
Brummelhuis, ten, H. Merchant, Courtier and Diplomat. A History of the Contacts between the Netherlands and Thailand. Lochem&Gent: De Tijdstroom, 1987.
Het citaat is een Engelse vertaling van een passage uit Cornelis van Nijenrode Vertoog van de Gelegenheid des Koninkrijks van Siam, 1621.
Janssen, R. De bron van de Dharma: Canonieke teksten van het boeddhisme, lezing 18 november 2007. Gepubliceerd op www.vriendenvanboeddhisme.nl.