De Dhammapada is voor iedere toegewijde boeddhist en elke oprechte beoefenaar van het boeddhisme een bekend boekwerk. Deze kleine verzameling van 423 verzen betreffende de leer van de Boeddha is zo rijk aan inzichten, dat het werkje beschouwd kan worden als het perfecte compendium van de praktische dimensies van de Dhamma. In de landen waar het theravada-boeddhisme leeft, wordt de Dhammapada gezien als een grenzeloze bron van bijstand en spirituele inspiratie, als de wijze begeleider tot wie men zich wendt voor hulp bij het oplossen van in het dagelijks leven onvermijdelijke zware morele en persoonlijke vraagstukken. Zoals de Boeddha wordt gezien als de uitzonderlijke menselijke kalyanamitta of spirituele vriend, wordt de Dhammapada beschouwd als dé schriftelijke kalyanamitta, een fijne vorm in vers van de onbegrensde wijsheid en het grote mededogen van de Leraar.
Een schets van de levende tijding van een voorname spirituele klassieker vraagt om meer dan een perspectief vanuit wetenschappelijke geleerdheid. We dienen een stap verder te gaan dan academisch onderzoek en er naar te streven de gegeven leringen toe te passen binnen ons huidige ‘zijn’. Hiertoe dienen we onze intelligentie, verbeelding en intuïtie aan te spreken om door de beperkende culturele contexten heen te zien waarbinnen het werk is ontstaan, en de universele kenmerken van het mens-zijn te doorgronden waarop de te bestuderen klassieker is gericht. Met deze voorwaarden in gedachten zullen we de Dhammapada aan een onderzoek onderwerpen, om te ontdekken wat in dit oude boek van wijsheid wordt beschouwd als de fundamentele en tijdloze spirituele vraagstukken van het menselijk leven en welke oplossingen het daarvoor kan bieden die nu voor ons van belang kunnen zijn. Zo zullen we de tijdloze tijding van de Dhammapada verhelderen die door de eeuwen heen tot ons spreekt in ons huidige ‘zijn’ binnen de mensheid in haar totaliteit.
Bij de aanzet tot een dergelijk onderzoek vormt de grote diversiteit van de leringen die de Dhammapada omvat een moeilijkheid waarmee we ons geconfronteerd zien. Het is bekend dat de Boeddha tijdens de periode dat hij onderricht boodgaf, zijn verhandelingen altijd afstemde op de noden en capaciteiten van zijn volgelingen. Aldus kennen de verhandelingen in proza die deel uitmaken van de vier hoofd-nikaya’s1 rijk gedifferentieerde weergaven van de leer, en deze diversiteit toont zich nog sterker binnen de verzen van de Dhammapada, een verzameling uitspraken in een intuïtieve en bijzonder gevoelige versvorm. Er zijn in het werk zelfs schijnbare inconsistenties te traceren, die de vluchtige lezer in verwarring kunnen brengen en tot de veronderstelling kan leiden dat het onderricht van de Boeddha vele tegenstrijdigheden kent. Zo gebiedt de Boeddha zijn volgelingen in een groot aantal verzen bepaalde beoefeningen die naar een hemel zouden leiden; in andere worden volgelingen ontmoedigd tot dit streven en wordt degene geprezen die geen genoegen schept in hemelse vreugden. Vaak maant de Boeddha tot verdienstelijke werkzaamheden, terwijl hij zijn volgelingen elders in de tekst verzoekt om verdiensten én onvolkomenheden te overstijgen.
Om dergelijke tegenstrijdige formuleringen te kunnen begrijpen en een samenhangende boodschap te vinden binnen de diverse uitspraken die de Dhammapada omvat, beginnen we met een stelling van de Boeddha in een ander kort, mooi boek uit de Pali-Canon, de Udana: ‘Zoals de oceaan slechts één smaak kent, die van zout, zo kent deze leer en discipline slechts één smaak, die van vrijheid.’2 Ondanks de verscheidenheid in strekking en formulering, passen alle leringen van de Boeddha in een volkomen coherent systeem dat eenheid verkrijgt door het uiteindelijke doel ervan. Dat streven betreft verlossing (vimutti), in dit kader in spirituele zin: de bevrijding van de geest van alle banden en ketenen, ons wezen bevrijden van het lijden dat onlosmakelijk is verbonden aan het dwalen in samsara, de cyclus van wedergeboorten. Terwijl de leringen van de Boeddha door de eenheid van het uiteindelijke doel ervan harmonieus op elkaar aansluiten, zijn ze gericht op mensen die zich op verschillende niveaus van spirituele ontwikkeling bewegen. Dit vraagt om uiteenlopende uitingswijzen, bepaald door de behoefte van de personen die het onderricht ontvangen. In deze context biedt water nogmaals een passende analogie. Water kent één essentie – chemisch is het een verbinding van twee waterstofatomen en één zuurstofatoom – terwijl het de verschillende vormen aanneemt van dat wat het omhult; vergelijkbaar kent de Dhamma één essentie – bevrijding van lijden – terwijl de leer verschillende uitingsvormen vertoont, passend bij de mogelijkheden van de personen aan wie onderricht en instructies worden geboden. Doordat verschillende uitingsvormen naar eenzelfde doel leiden en het mogelijk is hetzelfde doel via uiteenlopend verwoord onderricht te bereiken, wordt de Dhamma [kalyanam] sattha sabyañjana3 genoemd – ‘goed in betekenis en goed in formulering’.
Om de diverse leringen uit de Dhammapada te begrijpen, de visie op menselijke spiritualiteit zoals weergegeven in het werk als geheel te vatten, stel ik graag een schematische opzet voor met vier niveaus van onderricht binnen de Dhammapada. Dit viervoudige schema komt voort uit drie primaire en fundamentele spirituele noden van de mens: ten eerste de behoefte aan welbevinden en geluk in het huidige leven, in de direct waarneembare sfeer van menselijke relaties, ten tweede de behoefte een gunstig toekomstig leven te verkrijgen overeenkomstig een principe in de lijn van ons meest verheven morele gevoel , en ten derde de behoefte aan transcendentie, het overwinnen van alle aan ons opgelegde beperkingen door onze eindigheid en tijdelijkheid, en het verwerven van een grenze(n)loze, tijdloze en onomkeerbare verlossing. Deze drie noden leiden tot vier niveaus van onderricht door binnen de derde behoefte er twee te onderscheiden: het niveau van het pad, op weg naar transcendentie, en het niveau van de vrucht, wanneer de transcendentie is bereikt.
Deze niveaus zullen we achtereenvolgens in een aantal teksten uitwerken, verweven met toepasselijke citaten uit de Dhammapada.
Noten van de vertaler
- De vier hoofd-nikaya’s zijn de Digha-Nikaya, de Majjhima-Nikaya, de Samyutta-Nikaya en de Anguttara-Nikaya – de min of meer homogene verzamelingen, elk volgens een bepaald stramien opgebouwd. Dit in tegenstelling tot de Khuddaka-Nikaya, een verzameling van diverse boeken, waaronder de Udana, de Dhammapada, de Jataka, en de Theragatha & Therigatha, de verzen van de bevrijde monniken en bevrijde nonnen.
- Khuddaka-Nikaya, Udana, Uposatha Sutta.
- Digha-Nikaya, Samaññaphala Sutta paragraaf 40.
Bron
Bodhi (2020). Dhamma Reflections: Collected Essays of Bhikkhu Bodhi. PARIYATTI PUB.
Access to Insight (BCBS Edition)
(vertaling: Ine van Schaik – met dank aan Jan de Breet en Yvon Mattaar)