In de sutta’s komt de Boeddha steeds naar voren als een begenadigd leraar. Hij past zijn lesmethode steeds aan aan zijn gehoor, zoekt bijpassende metaforen, geeft complimenten en standjes waar dat de leerling helpt om net dat beetje extra te doen.
In AN5 komen twee sutta’s voor die een mooi beeld geven van de Boeddha in zijn rol als leraar. In 10.27 worden enkele monniken ondervraagd door asceten van andere sekten, hoe de leer van de Boeddha zich onderscheidt. De monniken weten niet zo goed hoe ze moeten antwoorden, ze hebben blijkbaar niet helder de hoofdpunten van de Dhamma op een rijtje. Als ze dit vertellen aan de Boeddha, geeft hij hen een soort Dhamma-samenvatting. Een lijstje van lijstjes. Een ’lijstje’ van 1, een lijstje van 2, een lijstje van 3, 4, tot 10. Elk lijstje bestaat uit een aantal zaken dat moet worden opgegeven. Zoals ‘naam en vorm’ bij het lijstje van 2, en de 5 ‘khanddha’s’ (lichamelijke vorm, gevoelens, gewaarwording, drijfveren, en bewustzijn) bij het lijstje van 5. Een mooi overzicht, waarmee de monniken op redelijk eenvoudige wijze de hoofdlijnen van de Leer kunnen onthouden.
Blijkbaar gebruiken de monniken dit hulpmiddel ook veelvuldig, want als hulpmiddel op zich blijkt het bekend. In het volgende sutta, 10.28, weten lekenvolgelingen namelijk van de samenvatting af. Ze weten helaas niet wat de inhoud ervan is, ze hebben het misschien van horen zeggen en zoeken iemand die het hen uit kan leggen. Ze wenden zich tot een non, die naamloos de geschiedenis is ingegaan als ‘de non van Kajangala’. Zij heeft wel van het bestaan van de samenvatting gehoord, maar weet niet hoe de Boeddha de genummerde lijst heeft ingevuld. Omdat ze een ervaren non is en gewend uitleg over de Dhamma te geven, wil ze wel een poging wagen om de lijst zelf in te vullen.
Ze gaat van start met de ‘lijst van 1’, die ze exact hetzelfde invult als de Boeddha had gedaan. Hetzelfde geldt voor de lijst van 2 en de lijst van 3. Bij de lijst van 4 wijkt ze echter af. Ze kiest niet 4 zaken die moeten worden opgegeven, maar 4 zaken die goed moeten worden begrepen – de heel voor de hand liggende vier vormen van het cultiveren van aandacht. Ook bij de lijstjes van 5, 6, 7 en 8 kiest zij voor zaken die goed begrepen moeten worden. Pas bij het lijstje van 9 en het lijstje van 10 kiest zij weer dezelfde onderwerpen als de Boeddha, rijtjes van respectievelijk 9 en 10 zaken die moeten worden opgegeven.
Het is een mooie opsomming van de non, het is ook een correcte weergave van de Dhamma. Maar het lijstje van de Boeddha was een consequente lijst van in aantal oplopende zaken die opgegeven moeten worden, terwijl de non alleen kijkt naar de aantallen in de rijtjes. Zij begint met zaken die opgegeven moeten worden, stapt over op zaken die begrepen en nagestreeft moeten worden en eindigt weer met zaken die opgegeven moeten worden. Let wel, zij heeft dit ter plekke uit haar mouw geschud nadat haar gevraagd werd een uitleg te geven.
De lekenvolgelingen zijn terecht blij met haar les. Ze onthouden de lijst goed, en als ze op een later tijdstip bij de Boeddha komen, vertellen ze wat ze van de non geleerd hebben. Hier laat de Boeddha zich kennen als een uitstekende en meedogende leraar. Hij zegt niet iets als: ‘Wijs is de non van Kanjangala, zij heeft de Dhamma goed uitgelegd. Let nu goed op, ik zal jullie een aanvulling op haar les geven.’ Nee, hij geeft een compliment aan de niet-aanwezige non: ‘Heel goed, burgers. Wijs is de non van Kajangala, ze heeft een groot inzicht. Indien jullie mij benaderd zouden hebben en mij vragen over deze zaak gesteld zouden hebben, dan zou ik ook precies zo geantwoord hebben als de non van Kajangala. Dit is de betekenis daarvan en zo moeten jullie het onthouden.’
Het rijtje dat de Boeddha zijn monniken gaf was een hulpmiddel, om asceten van andere sekten van repliek te kunnen dienen. En niet meer dan dat. De non van Kanjagala heeft de lekenvolgelingen een uitstekende Dhamma-les gegeven, en de lekenvolgelingen hebben die les goed kunnen onthouden.
De opeenvolging van deze twee sutta’s toont enerzijds hoe briljant de Boeddha zijn lessen opbouwt. En daarnaast laat het zien, dat hij zijn lessen ziet als lessen, en de woorden die hij spreekt niet als in steen gehouwen waarheden. Het zijn hulpmiddelen om de Dhamma te begrijpen en te onthouden. De non is een goede leerling, maar haar opsomming laat zien dat ze minder goed in staat is een coherente lijst te verzinnen dan de Boeddha. Toch zegt de Boeddha: ‘deze non is briljant, ik zou het precies zo verteld hebben.’ Een leraar die trots is op de kennis en vaardigheid van zijn leerling, en dat en public duidelijk laat merken.