Zowat elke morgen maak ik me klaar voor een meditatie via het digitale netwerk 30NOW geleid door een leraar of lerares. De ene keer is het een mindfulness-oefening meestal op basis van Zen, maar zeker boeddhistisch. Zo kan ik ontspannen wakker worden, en voel ik alle delen van mijn lichaam.
Elke keer verzinnen de leraren een ander thema om op te contempleren. Zo was laatst het thema ‘Ik mag er zijn’. Ik voelde mijn eigen lichaamsdelen, voelde mijn ademhaling op en neer gaan onder mijn handen die op mijn buik lagen en voelde mijn hart kloppen. Dat was onmiskenbaar ‘ik’, niemand minder dan ‘ik’. Ik bestond echt, niets kon mij meer doen twijfelen. Dit was niet een ander, dit was ‘ik’.
Hoe vaak heb ik niet gedacht dat ik een ander was. Een ander die hetzelfde voelde, hetzelfde dacht, hetzelfde was. Nee, dit was ik alleen, helemaal alleen. Eenzaam en alleen. Dat was in aanleg wel even schrikken. Maar eenmaal verzonken in mijn lichaam besefte ik dat er maar één Ik kon zijn: ikzelf. Uiteraard zijn er anderen. Wat zij voelen en wat zij ervaren, is iets van hen. Maar dit was van mij, alleen en helemaal van mij. Een ervaring die ik niet eerder had meegemaakt.
Schrikken dus. Want dat betekende dat ik helemaal alleen op de wereld ben. Alles wat ik voel en ervaar is van mij – en van niemand anders. Mijn ervaringen willen delen met anderen, is een vergeefs streven. Niemand zal mij begrijpen, wat ik doe en denk. Al ver voor deze oefening was ik aan het twijfelen, hopende dat ik eens iemand zou treffen die hetzelfde voelde of dacht zoal ik.
Sterker nog: jarenlang meende ik dat ik iemand zou treffen die hetzelfde dacht en deed. Dan zou ik echt verlost zijn van het idee dat er niemand zou bestaan zoals ik. Wat zou dat fijn zijn! Dat zou dus niet zo zijn, ervoer ik ten langen leste.
Hoe dan verder met mijn leven? Gewoon, op eigen houtje verder, niemand zal mij kunnen begrijpen. Niemand is hetzelfde. Alles wat ik denk, voel en meemaak hoort bij mij en bij niemand anders. Niet langer hopen op begrip van anderen. Als ik gek doe, dan doe Ik gek. Dan kunnen anderen over mij oordelen zoveel ze willen. Ik doe gek, het is mijn verantwoordelijkheid. Verantwoordelijk zijn voor mijn eigen daden en uitspraken, daar gaat het om.
Wat ik ook doe en denk, is van mij. Anderen kunnen en zullen mij daarvoor mogelijk veroordelen. Zoals ik vaak anderen heb veroordeeld en (mogelijk) afgewezen omdat zij anders waren dan ik. Langzaamaan leer ik dat anderen zijn zoals ze zijn, wat ze ook doen en denken. Het is hun gedrag, hun doen en hun laten – hoe gek ik dat ook vind.
Zo zie en lees ik hoe mensen elkaar veroordelen omdat ze een meningsverschil hebben. Ik begrijp niet langer waarom. Het is toch de ander zijn mening of smaak? Daar kun je over redetwisten. Maar ga niet verder dan respect dan wel aanvaarding van wat ze vinden. Het kost me niettemin moeite na jaren van veroordeling dergelijk gedrag aan te wenden. Uiteindelijk betekent het toch leven en laten leven, hoe gek ik anderen ook vind doen en denken. Wie ben ik om dat te veroordelen of die mensen te overtuigen van hun ongelijk? Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, leerde ik vroeger. Sinds ik besef dat ik heel anders ben dan de ander, groeit mijn respect en aanvaarding voor anderen én voor mezelf.