Sinds ik een paar maanden geleden mijn toevlucht nam tot Boeddhist, ben ik een beetje de weg kwijt. Mogelijk omdat ik me had voorgenomen verder te leven als een man zonder status en reputatie, verder te gaan op het pad die het boeddhisme voorschreef. Niets meer kunnen, niets meer op de oude manier doen, niet meer hard willen lopen, goed willen schrijven en als de beste willen mediteren. Gewoon terug naar af. Als niemand.
Ik was even bang dat ik zou terugverlangen naar mijn ‘volle’ bestaan en me eenzaam ging voelen. Alsof er tussen ‘iets’ en ‘niets’ zijn een groot verschil bestaat. Zomaar van de ene op de andere dag mijn drang om uit te blinken zou laten varen en niemand wilde zijn.
Zo streng bleek ik mijn nieuwe gedrag te willen invoeren. Al bij de eerste gelegenheid – tijdens een cursus (de Mythe van Vrijheid n.a.v. het boek van Chögyam Trumpa) een paar dagen later – dacht ik door de mand te vallen. Ik interpreteerde de hoofdstukken die ik moest voorbereiden, heel anders dan de overige cursisten en voelde ik me falen. Ik had ‘het’ verkeerd gedaan. Dagenlang voelde ik dat ik gefaald had. Wat nu? Is dat nu wat ik moest voelen? Die omwenteling maakte me echt aan het twijfelen.
‘Je bent te streng voor jezelf’, zei iemand. Of enkele andere mensen, cynisch: ‘Bestaan er nog cursussen en ceremonieën waarin je je toevlucht zou kunnen teruggeven?’ Ze hielpen me niet met hun reacties. Integendeel. Ik voelde nog steeds dat ik gefaald had. Totdat ik een filmpje kreeg toegestuurd met een interview met mijn boeddhistische ‘leraar’ Han de Wit. Daarin gaf deze het advies aan de interviewer ook eens met Jotika Hermsen te gaan praten. Hij moest maar eens haar bundel ‘Anders Zien’ lezen. Daarin werden de boeddhistische levensvisie en haar levensloop uitgelegd.
Ik kocht meteen haar nieuwe boek (biografie) dat ze samen met Frieda Pruim had laten uitgegeven, en ging vervolgens de lezingen en toespraakjes uit Anders Zien lezen. Wijzer werd ik er echt van. Zeker omdat Jotika na haar 91ste verjaardag nog steeds twijfelde aan haar bestaan en visie. Van oudste boerendochter (van tien kinderen) via Franciscanesse kloosterzuster tot Vipassana-boeddhiste, van leidinggevende non in een klooster tot lerares in haar huidige boeddhisme-visie.
Het waren leerzame leesperiodes voor mij. Haar twijfels gedurende al die jaren dat ze zich ontwikkelde tot een wijze vrouw raakten mij diep. Niet dat ik mijn ‘nieuwe’ leven nu op de orde kreeg, maar vooral omdat de twijfels en omwentelingen in haar leven mij sterkten in mijn gedrag. Zo kon het dus ook, begreep ik uit het dikke boek over haar levensloop en de lezingen in het dunnere boek (Anders Zien) die ze in de loop der tijd had gegeven.
Ik ben minder streng geworden. En maak nog steeds veel fouten als beginnend boeddhist, maar begin steeds opnieuw te doen en te laten wat me wordt voorgeschreven door mijn boeddhistische levensvisie. Mijn dharma is mijn dharma. En niet langer de leer die me als jongetje op het hart werd gedrukt: doen, want anders kom je niet in de hemel. Volgens de visie die ik nu volg, is er geen hemel, geen God of hel. Ik ben voor alles wat ik doe zelf verantwoordelijk. Er is niemand die mij kan bestraffen. Ik moet het allemaal zelf doen en zelf oplossen.
Dat is een worsteling. Ik ben nu echt alleen, al heb ik veel baat bij mijn sangha-genoten, mensen die het ook allemaal zelf moeten doen. Al hebben mensen in mijn omgeving het nog vaak moeilijk met mijn gedrag, ik wil en moet doorgaan. Welke invulling ik ook geef aan mijn boeddhistische visie. Het is een lastige opdracht die ik mezelf geef, vooral omdat ik als jongetje me liet leiden door de dominee, ouderlingen, onderwijzers en ouders, en het geloof in een god nog diep in mijn systeem zit.
Dat laatste moet eruit, vermoed ik. Al zal dat weer te ver voeren. Het gaat er nooit helemaal uit, net als het gevoel te willen uitblinken, te willen winnen of er over te schrijven. Ik blijf nu eenmaal een kind van deze tijd, met al mijn achtergronden, twijfels en gedragingen zoals mij die destijds meedogenloos zijn bijgebracht. Het is voor iedereen (inclusief mijzelf) een ondoorgrondelijke houding. Maar ik kan niet anders dan zo te zijn. Zoals Jotika Hermsen mij leerde. Het kan anders lopen. Ik kan het anders zien. Wat ik ook doe.