Het blad Buddhismus Aktuell, uitgegeven door de Deutsche Buddhistische Union, besteedde onlangs in twee artikelen (China-Reportage, Teil I & Teil II) aandacht aan de ontwikkeling van het boeddhisme in China. Met kleurenfoto’s. Een korte samenvatting.
Toerisme
Regina Oberndorfer en Regine Ebert deden een ‘China Zen Fall Tour’ door het zuidoosten van China. Ze volgen Bodhidharma vanwaar hij volgens de overlevering in China aan land ging: Guangzhou, nu een miljoenenstad. Daar staat in een drukke zakenwijk nog een betonnen monument ter herinnering aan de man die in 527 het boeddhisme van India naar China gebracht zou hebben. In de buurt ligt de Hualin tempel, die openbaar toegankelijk is. Veel Chinezen maken daarvan gebruik voor een bezoek, een gebed, een wierookoffer.
Het boeddhisme is weer terug in het dagelijkse leven. Na decennia van onderdrukking tijdens de Culturele Revolutie en de vernietiging van talloze heiligdommen kent het land weer rond de honderd miljoen praktiserende boeddhisten.
De reis gaat verder naar het noorden, naar de Nanhua-tempel. Daar heeft Meester Huineng geleefd in de zevende eeuw, maar het klooster is nu een modern onderwijs- en onderzoekscentrum, van alle moderne middelen voorzien. De groep leert er zitten in lotushouding.
Diep het binnenland in, tussen de bergen, ligt het Baizhang-klooster. Baizhang was een belangrijke meester in de achtste eeuw. Nog verder naar het westen, 800 kilometer ten westen van Shanghai, ligt Boafeng. Hier is de tempel van Mazu Doayi, wederom een bekende oude meester. De groep komt aan op een boeddhistische hoogtijdag. Talrijke pelgrims vieren er het feest van Guanyin, bodhisattva van het mededogen. Het hoogtepunt van de reis is het Daoxin klooster, gelegen tussen Wuhan en Nanchang. Daoxin (580-651) was de vierde opvolger van Bodhidharma.
Het artikel doet verslag van een niet alledaagse toeristische trip. De meeste toeristen komen niet in de tempels waar de schrijfsters kwamen. Ze maakten kennis met de authentieke boeddhistische praktijk zoals deze sinds de Culturele Revolutie weer mogelijk is.
Staatsboeddhisme
Hans-Günter Wagner woonde en werkte in de jaren negentig in Shenyang, een metropool in het noordoosten van China. Op zondagen ging hij vaak naar de keizerlijke tempel Hungsi, het grootste en mooiste heiligdom van de stad. De tempel was toen omgeven door een wirwar van luidruchtige straatjes, waar de pelgrim struikelde over de handels- en etenswaar en de atmosfeer vergeven was van braadlucht en de stank van openbare toiletten. De tempel zelf was het echter een oase van stille reinheid. Monniken en leken gingen er hun zeer oude gang, het geurde naar sandelhout, in de tempelhallen glimlachten Boeddhabeelden.
Na twintig jaar is het helemaal anders. De tempel staat geheel vrij en is van alle kanten toegankelijk. Maar niet ver ervandaan zijn, zoals overal in China, woonsilo’s verrezen. Vanuit het tempelcomplex zie je niet alleen de wolkenlucht, maar ook de moderne hoogbouw. De modernisering van China toont zich buiten en binnen: de tempel heeft als beschermd nationaal cultuurbezit een grote opknapbeurt ondergaan. Schrijver vindt het niet echt mooi: de beelden en kleuren doen hem aan Disneyland denken, het is allemaal te uitbundig geworden. En asfaltpaden horen ook niet in een tempelcomplex. Het is er niet meer stil, het geluid van de wolkenkrabbers dringt duidelijk door. Waar is de vroegere verhevenheid van de tempel gebleven?
Tempelrenovatie staat in China onder staatstoezicht. Alle bouwactiviteiten moeten door de staat goedgekeurd worden. Veel oude kloosters die tijdens de Culturele Revolutie vernietigd waren of oneigenlijk in gebruik genomen als opslagruimten, bioscopen of werkplaatsen, zijn in de laatste dertig jaar gerestaureerd. Intussen zijn er weer 13.000 boeddhistische tempels in China. Aan de belangrijkste, het nationale erfgoed, besteedt de staat veel geld. Alle religieuze instellingen staan onder bestuurlijke controle.
Die controle loopt wat het boeddhisme betreft via de Zhongguo Fojiao Xiehui, de Boeddhistische Unie van China. Geen abt of religieuze hoogwaardigheidsbekleder kan benoemd worden, geen boeddhist aan een vergadering deelnemen (laat staan een buitenlands congres) zonder toestemming van deze staatsorganisatie.
Wagner heeft daarover gemengde gevoelens. De brutale onderdrukking van het boeddhisme is voorbij, het boeddhisme wordt zelfs opnieuw ontdekt als waardevol onderdeel van de oude Chinese cultuur. Boeddhisten hoeven niet meer in het geniep te praktiseren. Dat heeft een hoofdzakelijk sociale reden, want de snelle economische ontwikkeling van China leidt tot grote sociale problemen. Hoe meer maatschappelijke tegenstellingen aan de oppervlakte komen en zich een grote arme onderlaag vormt, hoe groter het belang van boeddhisme als belichaming van de ‘harmonische maatschappij’, de nieuwe staatsideologie. Men vreest ook de toenemende infiltratie door het Vaticaan en Amerikaanse radicale evangelische christenen.
Boeddhisme is als het ware het geheime wapen van een verkalkte staatsbureaucratie. De Chinese regering probeert in de beste tradities van het oude China het boeddhisme tot instrument van staatspolitiek te maken. Maar dat gaat niet vanzelf, want vooral de jeugd gelooft steeds minder in de staatspropaganda. Internet heeft hun wereld geopend. Steeds meer Chinezen reizen naar Tibet en kunnen zich daar met eigen ogen oriënteren op het waarheidsgehalte van de staatspropaganda. En traditioneel pasten de boeddhistische tradities, in het bijzonder de Chan, zich zeker niet alleen maar soepeltjes aan bij de wensen van de feodale staat.
De Dharma belichaamt in China zowel rebellie als aanpassing. Wagner vindt dat een geëngageerde vorm van boeddhisme in China op zijn plaats is. Die moet enerzijds op zoek gaan naar de manieren waarop het Chinese boeddhisme in het verleden kritisch met de staat is omgegaan. Anderzijds is het van belang het tijdloze van de leer wederom zichtbaar te maken. Er is in China een te uitbundige beeld- en vormencultuur.
Bronnen
Oberndorfer, N., Ebert, R. ‘Eine Reise zu den Wurzeln des Zen-Buddhismus in China’. Buddhismus Aktuell, 26, nr. 4, 2012, pp. 12-18. Wagner, H.-G., ‘Rückkehr zum Kaisertempel: Staatsbuddhismus im modernen China’. Buddhismus Aktuell, 27, nr. 1, 2013, pp. 12-18.