Richard Gombrich is een autoriteit op het gebied van Pali. In een onlangs uitgegeven boekje komt hij met een aantal heel gedurfde theorieën, die de gangbare ideeën over de taal van de sutta’s en de taal van de Boeddha zelf in twijfel trekken.
Hoogleraar te Oxford
Richard Gombrich is emeritus hoogleraar Sanskriet, Pali en Buddhist Studies aan de universiteit van Oxford. Na zijn verplichte pensioen op 67-jarige leeftijd heeft hij het OCBS (Oxford Centre for Buddhist Studies) opgericht, een centrum dat de academische studie van het boeddhisme wil bevorderen. Gombrich is een begenadigd en gepassioneerd lesgever, en heeft jaren lang intensieve zomercursussen Pali gegeven, waar mensen in enkele weken werden klaargestoomd om met woordenboek en grammatica in de hand zelfstandig teksten te kunnen vertalen. Hoewel intussen bijna 82 jaar oud, is hij nog heel actief mensen te interesseren voor het vertalen uit het Pali.
Uitgeverij Mud Pie Slices
Begin dit jaar is bij uitgeverij Mud Pie Slices in de serie ‘Buddhism and…’ het door Gombrich geschreven boekje ‘Buddhism and Pali’ uitgekomen. Dat is een opmerkelijke keuze, want binnen deze serie zijn ook de titels ‘Buddhism and the menopause’ en ‘Buddhism and football’ verkrijgbaar. Niet direct titels waartussen men een serieus boekje als ‘Buddhism and Pali’ zou verwachten. Uit een interview blijkt, dat Gombrich er in eerste instantie ook weinig voor voelde dit boekje te schrijven, maar dat hij zich heeft laten overhalen.
Buddhism and Pali
Het boekje ‘Buddhism and Pali’ is inclusief noten en bronnen 108 pagina’s lang, in een zeer royale lettergrootte gezet met veel wit rondom de tekstblokken. Kortom, het is nauwelijks een boek te noemen, het is meer een pamflet.
Gombrich zegt zich te richten op mensen die het Pali niet machtig zijn. Toch gaat het tweede hoofdstuk, over de linguïstische karakteristieken van de taal, zo diep in op de taalkundige aspecten, dat het zeer voorstelbaar is dat mensen in dit hoofdstuk blijven steken en het boekje aan de kant gooien. Dat zou echter betekenen dat zij nooit toekomen aan dat deel van het boek waar Gombrich een aantal bommen legt onder gangbare theorieën over Pali. Vooral in de tweede helft van het boek haalt hij namelijk iets uit, waarvoor zelfs een speciale term is bedacht: hij ontwikkelt een Gombrichiaanse theorie: door de enorme hoeveelheid bronteksten die hij gedurende zijn langdurige carrière heeft gelezen is hij in staat een theorie op te bouwen die volledig gebaseerd is op het vergelijken van die bronteksten. Let wel, er is geen hard bewijs voor deze theorie. Maar al lezend zullen er weinig mensen zijn die twijfelen aan zijn argumentatie.
De taal van de Boeddha
De algemene tendens onder wetenschappers is dat de Boeddha Māgadhī sprak, een vorm van ‘Middel-Indo-Arisch’ (deze groep talen wordt ook wel Prakrit genoemd), die leek op Pali. Andere algemene aannames zijn dat hij zijn volgelingen toestemming gaf zijn leringen te vertalen, dat zijn lessen honderden jaren mondeling zijn doorgegeven voordat ze zo’n 400 jaar na zijn dood en zo’n 2500 km van zijn woongebied vandaan in Sri Lanka door monniken op schrift zijn gesteld, in een Pali dat behoorlijk beïnvloed is door de spellingsregels van het Sanskriet.
Maar dan laat Gombrich zijn bom ontploffen: op overtuigende wijze betoogt hij, dat de taal zoals die in de Pali-Canon is opgeschreven, wèl de taal is die de Boeddha letterlijk zo heeft gesproken. Hoe de Boeddha al rondtrekkend door een groot gebied een taal sprak die door velen die een ander dialect spraken, toch begrepen kon worden. Hoe bepaalde afwijkende woorden door dit idee opeens logisch worden. Hoe het komt, dat in het Pali voor zo ontzettend veel verbuigingen twee of drie verschillende vormen gebruikt kunnen worden. En dan blijkt ook nog, dat dit geen nieuw idee is, want in 1935 schreef T. W. Rhys Davids al dat er in een groot gebied in Noord-India een soort lingua franca werd gesproken door o.a. kooplieden en ambtenaren, een taal die door een groot deel van de bevolking passief werd begrepen, Kosalī, een variant van de taal die in Sāvatthi werd gesproken. Sāvatthi, de hoofdstad van Kosala, waar de Boeddha een groot deel van zijn leven heeft doorgebracht. Het Pali zou eerder een afgeleide van Kosalī zijn, dan van Māgadhī. Gombrich brengt deze theorie op zo’n manier dat er geen speld tussen te krijgen lijkt.
Herhalen, herhalen, herhalen
Nadat Gombrich zijn theorie heeft uiteengezet dat de taal in de sutta’s daadwerkelijk de taal van de historische Boeddha was, gaat hij in op de specifieke manier van preken van de Boeddha. Over de herhalingen in de teksten, die de moderne lezer tot wanhoop kunnen brengen, en die vaak in vertalingen zijn teruggebracht tot … Gombrich onderscheidt verschillende soorten herhalingen, en geeft uitleg over de betekenis van die verschillende soorten. Bijvoorbeeld hoe de Boeddha bewust de herhaling lijkt te hebben ingezet als middel om een boodschap er ‘in te hameren’ (Alagaddūpama sutta (MN 22)).
Hoewel de beroemde standaard intro van vele sutta’s (‘Aldus heb ik gehoord’) natuurlijk niet van de Boeddha zelf afkomstig is, wordt ook over deze herhaling een mooie en aannemelijke uitleg gegeven. Het lijkt namelijk een bewuste keuze te zijn die lijnrecht tegenover de teksten van de Veda’s staat: die teksten zouden eeuwig en onveranderlijk en daarom waar zijn. De Boeddha stelt daar tegenover dat een mens, op een bepaald tijdstip, op een bepaalde plaats, dingen zegt, waarvan niet de letter maar de boodschap belangrijker is dan die heilige teksten van de brahmanen.
Pure poëzie
Halverwege het boekje wordt 6 pagina’s de tijd genomen om een Pali-tekstfragment van 12 woorden te vertalen. Uitgebreid wordt ingegaan op de connotaties van de verschillende gebruikte woorden, hoe door dubbele woordbetekenissen het fragment bewust op meerdere manieren kan en moet worden gelezen. Gombrich is zelf geen boeddhist, maar een enorm bewonderaar van de Boeddha en zijn enthousiasme over diens taalgebruik is aanstekelijk. Het hoofdstukje eindigt met de uitroep dat na deze uitleg voor iedereen duidelijk moet zijn hoe enorm rijk de taal van de Boeddha is geweest, en hoe onmogelijk het is die rijkdom in een vertaling compleet weer te geven. Bovendien maant hij de lezer, dat een sutta niet een tekst is die geschikt is voor oppervlakkige lezing, omdat daarmee veel verloren gaat.
Conclusie
Hoewel het duidelijk is (onder andere door het gebruik van vele citaten uit eigen vroeger werk) dat het boekje is begonnen als een verplicht nummer, is de schrijver enthousiast geraakt tijdens het schrijven. Toch is het taalkundige stuk niet echt prettig leesbaar. Voor mensen die geen Pali kennen waarschijnlijk te diepgaand, voor mensen die wel Pali kennen waarschijnlijk te voor de hand liggend. Ook de opbouw is niet helemaal evenwichtig. Eerst wordt de gangbare theorie omtrent Pali uitgelegd, dan volgt een tussenhoofdstuk, en dan wordt die gangbare theorie weerlegd. Dit alles met vooruitwijzingen in het eerste stuk en terugwijzingen in het laatste stuk.
Maar toch staan er zoveel interessante weetjes, goede uitleg en uitdagende nieuwe theorieën in ‘Buddhism and Pali’, dat het meer dan de moeite waard is het boek aan te schaffen.
Bronnen
Gombrich, R. Buddhism and Pali. Oxford: Mud Pie Slices, 2018
Interview Gombrich: Youtube, 4 februari 2019
Informatie Gombrich: Wikipedia