Lang is het boeddhisme in de Volksrepubliek China onderdrukt geweest. Vele boeddhistische tempels werden verwoest, in het bijzonder tijdens de Culturele Revolutie in de jaren zestig. Pas sinds de jaren tachtig is er sprake van een nieuwe openheid naar het boeddhisme in China. Tempels worden herbouwd, er komen jonge, ambitieuze abten aan het hoofd van tempels te staan, die proberen om het boeddhisme opnieuw een plaats in de Chinese samenleving te geven.
In oktober 2012 ging ik met een delegatie van de theologie-faculteit van de Vrije Universiteit naar Beijing. De Chinese minister van Religie had aan de VU gevraagd om in samenwerking met Renmin University (Beijing) een congres te organiseren over Religion and Social Cohesion. Op dat congres werd vrijmoedig gesproken door Chinese en Nederlandse geleerden over religie in China, en de rol die de overheid daarbij inneemt. Ook het Chinese boeddhisme kwam uitgebreid ter sprake.
Sociale harmonie
De Chinese overheid beschouwt religie, en met name het boeddhisme, als een belangrijke tegenkracht voor het oprukkende materialisme en de overheersende kapitalistische waarden. Belangrijke waarden als solidariteit, barmhartigheid, compassie en burgerzin, worden in de ogen van de overheid door het boeddhisme bevorderd. Bovendien wordt het boeddhisme, ondanks haar Indiase oorsprong, ondertussen gezien als een typisch Chinese religie die al 1500 jaar in China aanwezig is. In de Tang-dynastie (618-908), die alom in China als het hoogtepunt van de Chinese geschiedenis wordt beschouwd, bracht het vele grote namen voort. Xuanzang (602-664) is de belangrijkste boeddhistische held in China. Hij bracht veel boeddhistische geschriften uit India naar China en is vereeuwigd in de klassieke Chinese roman Reis naar het Westen.
Religie wordt gezien als een broodnodige voorwaarde voor sociale harmonie. Zoals Xunmou Zhang, directeur van het Centrum voor Religiestudies van de State Administration of Religious Affairs (oftewel SARA), het uitdrukte: ‘zonder religieuze harmonie geen sociale harmonie; zonder sociale harmonie geen wereldharmonie’. De Chinese overheid ondersteunt daarom allerlei liefdadigheidsprojecten van religieuze oorsprong. Boeddhistische tempels die pap uitdelen op straat worden bijvoorbeeld door allerlei nieuwe wetten gefaciliteerd.
De school van de Boeddha
Wat voor boeddhisme wordt in China beoefend? In het Westen zijn we gewend aan het bestaan van allerlei boeddhistische scholen en richtingen. Maar in China hebben dergelijke onderverdelingen weinig nut. Toen ik een aantal jaar geleden voor het eerst in China was, en op bezoek bij een boeddhistisch klooster, maakte ik de fout om de gastenmonnik te vragen tot welke school dit klooster behoorde. De monnik keek me verbaasd aan en grijnsde. ‘Van de school van de Boeddha’, zei hij eenvoudigweg. Een klooster kan in naam tot de Chan-richting behoren, maar vaak wordt er volop het Zuivere Landboeddhisme beoefend, zonder dat men daar enige tegenstelling in ziet. De situatie is in China heel anders dan bijvoorbeeld in Japan, waar de zenschool en de Zuivere Landschool streng van elkaar gescheiden zijn.
Kloosters
Na het officiële congres maakte ik van de gelegenheid gebruik om nog een aantal dagen in Beijing te blijven en enige boeddhistische kloosters te bezoeken. Ik ging voor een weekend naar het Bailin-klooster (het klooster van de Cypres), waar de beroemde Chanmeester Zhaozhou (in het Japans Joshu) had geleefd. De abt ontving me gastvrij en was ook heel bereid om al mijn vragen te beantwoorden. Het boeddhisme zag hij als de religie die het beste bij de Chinese mentaliteit paste. Hij constateerde een grote toename van de belangstelling voor het boeddhisme. Dat uitte zich bijvoorbeeld in de regelmatige toevoer van groepen studenten uit Beijing die naar het klooster toekwamen om zich in het boeddhisme te verdiepen. Ik zat erbij toen de abt aan deze groep studenten een meditatie-instructie gaf (in het Chinees uiteraard). De meesten gingen zonder problemen in de lotushouding en bleven ook doodstil zitten.
Na het Bailin-klooster bezocht ik het Longquan-klooster, aan de rand van Beijing. Dit is een snelgroeiend klooster dat ook veel doet aan internationale en interreligieuze dialoog. De abt van het klooster, de eerwaarde Xuecheng, is al abt vanaf zijn 23ste. (Hij is nu 46.) Hij is een van de leidende boeddhisten in China en heeft ook goede contacten met de overheidsinstanties. Aan de website van het klooster is een microblog van de abt verbonden die in acht talen beschikbaar is. Het klooster heeft een vertaalafdeling waar non-stop wordt gewerkt aan boeken, video’s en blogs. Elk weekend komen er honderden leken naar het klooster om daar te werken, te beoefenen en onderricht in de dharma te krijgen.
Politiek
Het boeddhisme is dus ‘booming’ in China. Maar wat voor soort boeddhisme is dat? De scepticus zal tegenwerpen dat het boeddhisme in China staatsboeddhisme is, dat streng wordt gereguleerd door de overheid. En dat is waar. Het is in China niet mogelijk om zonder de goedkeuring en controle van de overheid het boeddhisme te beoefenen. Daar staat tegenover, dat in China de bemoeienis van de staat met het religieuze leven altijd heel streng is geweest. De huidige tijd is in feite niets anders dan de voortzetting van hoe het altijd geweest is.
De controle van de overheid richt zich er met name op dat religie niet met politiek vermengd wordt. Religie mag, maar het aanwenden van politieke doeleinden is absoluut taboe. Dat verklaart ook de paradox dat het Tibetaans boeddhisme in China zeer populair is, maar dat de Dalai Lama persona non grata is. Het grote verwijt van de Chinese overheid aan de Dalai Lama is dat hij het Tibetaans boeddhisme inzet voor politieke doeleinden. Dat is autonomie voor het Tibetaanse volk, een doelstelling die voor het Chinese regime volstrekt onbespreekbaar is. China telt ruim vijftig minderheden, en de overheid is zeer bevreesd dat er een domino-effect zou ontstaan als één van die minderheden ook maar iets zou kunnen bereiken dat op autonomie leek. Een burgeroorlog zou dan niet ver weg zijn. C Dergelijke zaken zijn in China onbespreekbaar, en veel boeddhisten houden zich er eenvoudigweg niet mee bezig. Toen ik tijdens de lunch in een boeddhistisch klooster het gesprek op Tibet bracht – ik meende met typisch Westerse politieke correctheid dat ik dit thema toch niet onbesproken kon laten -, werd de situatie diplomatiek door mijn boeddhistische gastheer opgelost. ‘De Tibetaanse boeddhisten hebben het moeilijk in China’, zei hij, ‘maar wij hebben gelukkig goede relaties met de overheid, dus als je met ons klooster een dialoog voert heb je nergens last van.’
Navelstaren
Ik heb het er verder maar bij laten zitten. De politieke situatie in China zal niet snel veranderen, en vrijheid van meningsuiting zie ik al helemaal niet aan de horizon opdoemen. Toch ben ik onder de indruk van de oprechtheid en de toewijding van de nieuwe generatie boeddhisten in China. Tegen de verdrukking in, vaak met weinig kennis van de dharma, geven ze zichzelf aan het opbouwen van een nieuw boeddhisme in China. Het is daarbij altijd balanceren op de wankele rand tussen onafhankelijk zelfonderzoek, en conformisme aan wat de staat verwacht. Religie mag van de overheid, maar moet wel maatschappelijk nuttig zijn. Navelstaren wordt niet ondersteund.
Maar navelstaren zit ook niet in de Chinese traditie. Het boeddhisme is altijd heel praktisch en nuchter van aard geweest. Het gaat uiteindelijk om compassie, dienstbaarheid, om het goede te doen en het slechte te laten. Onze westerse nadruk op het realiseren van een of andere verlichtingservaring heb ik in China niet zo opgemerkt, maar eerder de nadruk op het sjouwen met bakstenen, het metselen van muurtjes, het vertalen van soetra’s, en het zingen van de service elke ochtend vroeg.