Dit fragment uit Itivuttaka 42 is een beschrijving hoe de mensheid zou vervallen tot seksueel wangedrag, en zich zou gedragen als dieren, als schaamte en gewetensvolheid dit niet zouden voorkomen. Over schaamte en gewetensvolheid (hiri en ottappa) zie ook het artikel ‘De wakers over de wereld”
Ik heb gehoord dat dit waarlijk gezegd is door de Verhevene, door de Heilige:
‘Monniken, er zijn twee zuivere eigenschappen die de wereld beschermen. Welke twee? Schaamte en gewetensvolheid. Indien deze twee zuivere eigenschappen de wereld niet zouden beschermen, dan zouden er geen “moeder”, “moeders zuster”, “vrouw van moeders broer”, “vrouw van de leraar” of “vrouwen van ouderen” onderscheiden worden. De wereld zou in verwarring raken, zoals bij geiten en schapen, kippen en varkens, honden en jakhalzen. Maar omdat deze twee zuivere eigenschappen de wereld beschermen, daarom wordt er dit onderscheid tussen vrouwen gemaakt.’
Dat was de strekking van wat de Verhevene zei. Dit wordt ook aldus gezegd:
‘Bij wie schaamte en gewetensvolheid
nooit ofte nimmer aangetroffen worden,
zij wijken af van de wortel van zuiverheid
en gaan geboorte en dood tegemoet.
Maar bij wie schaamte en gewetensvolheid
altijd en volmaakt aanwezig zijn,
wier heilige leven in volle bloei staat,
die goeden hebben wedergeboorte vernietigd.’
bron:
Khuddaka-Nikaya. De verzameling van korte teksten van de Boeddha. Deel 2, p. 213-214; vertaald uit het Pali, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Jan de Breet en Rob Janssen. Rotterdam: Asoka, 2007